De heilige boeken van het oude verbond. Deel 1. De boeken van Moses
(1933)–Anoniem De heilige boeken van het oude verbond– Auteursrecht onbekendCaput V.
|
1. Hic est liber generationis Adam. In die, qua creavit Deus hominem, ad similitudinem Dei fecit illum. Supr. I 27; Infr. IX 6; Sap. II 23; Eccli. XVII 1. | 1. Dit is het geslachtsboekGa naar voetnoot1) van Adam. Ten dage, dat God den mensch schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis van God. |
[pagina 27]
2. Masculum et feminam creavit eos, et benedixit illis: et vocavit nomen eorum Adam, in die quo creati sunt. | 2. Man en vrouw schiep Hij hen, en Hij zegende hen en noemde hunnen naam Adam ten dage, dat zij geschapen werdenGa naar voetnoot2). |
3. Vixit autem Adam centum triginta annis: et genuit ad imaginem et similitudinem suam, vocavitque nomen ejus Seth. | 3. Adam nu was honderd dertig jaren oud en hij gewon naar zijn beeld en gelijkenis eenen zoon en noemde zijnen naam SethGa naar voetnoot3). |
4. Et facti sunt dies Adam, postquam genuit Seth, octingenti anni: genuitque filios et filias. I Par. I 1. | 4. En de dagen van Adam, nadat hij Seth had gewonnen, waren achthonderd jaren en hij gewon zonen en dochters. |
5. Et factum est omne tempus quod vixit Adam, anni nongenti triginta, et mortuus est. | 5. En geheel de tijd, dat Adam leefde, was negenhonderd en dertig jaren en hij stierf. |
6. Vixit quoque Seth centum quinque annis, et genuit Enos. | 6. En Seth was honderd en vijf jaren oud en hij gewon Enos. |
7. Vixitque Seth postquam genuit Enos, octingentis septem annis, genuitque filios et filias. | 7. En Seth leefde, nadat hij Enos gewonnen had, achthonderd zeven jaren en hij gewon zonen en dochters. |
8. Et facti sunt omnes dies Seth nongentorum duodecim annorum, et mortuus est. | 8. En al de dagen van Seth waren negenhonderd en twaalf jaren en hij stierf. |
9. Vixit vero Enos nonaginta annis, et genuit Cainan. | 9. Enos nu was negentig jaren oud en hij gewon Caïnan, |
10. Post cujus ortum vixit octingentis quindecim annis, et genuit filios, et filias. | 10. na wiens geboorte hij acht honderd vijftien jaren leefde en hij gewon zonen en dochters. |
11. Factique sunt omnes dies Enos nongenti quinque anni, et mortuus est. | 11. En al de dagen van Enos waren negenhonderd en vijf jaren en hij stierf. |
12. Vixit quoque Cainan septuaginta annis, et genuit Malaleel. | 12. En Caïnan was zeventig jaren oud en hij gewon Malaleël. |
13. Et vixit Cainan postquam genuit Malaleel, octingentis quadraginta annis, genuitque filios et filias. | 13. En Caïnan leefde, nadat hij Malaleël gewonnen had, achthonderd en veertig jaren en hij gewon zonen en dochters. |
14. Et facti sunt omnes dies Cainan nongenti decem anni, et mortuus est. | 14. En al de dagen van Caïnan waren negenhonderd en tien jaren en hij stierf. |
15. Vixit autem Malaleel sexaginta quinque annis, et genuit Jared | 15. Malaleël nu was vijf en zestig jaren oud en hij gewon Jared. |
[pagina 28]
16. Et vixit Malaleel postquam genuit Jared, octingentis triginta annis: et genuit filios et filias. | 16. En Malaleël leefde, nadat hij Jared gewonnen had, achthonderd en dertig jaren en hij gewon zonen en dochters. |
17. Et facti sunt omnes dies Malaleel octingenti nonaginta quinque anni, et mortuus est. | 17. En al de dagen van Malaleël waren achthonderd vijf en negentig jaren en hij stierf. |
18. Vixitque Jared centum sexaginta duobus annis, et genuit Henoch. | 18. En Jared was honderd twee en zestig jaren oud en hij gewon Henoch. |
19. Et vixit Jared, postquam genuit Henoch, octingentis annis, et genuit filios et filias. | 19. En Jared leefde, nadat hij Henoch gewonnen had, achthonderd jaren en hij gewon zonen en dochters. |
20. Et facti sunt omnes dies Jared nongenti sexaginta duo anni, et mortuus est. | 20. En al de dagen van Jared waren negenhonderd twee en zestig jaren en hij stierf. |
21. Porro Henoch vixit sexaginta quinque annis, et genuit Mathusalam. | 21. Henoch verder was vijf en zestig jaren oud en hij gewon Mathusala. |
22. Et ambulavit Henoch cum Deo: et vixit, postquam genuit Mathusalam, trecentis annis, et genuit filios et filias. | 22. En Henoch wandelde met GodGa naar voetnoot4), en hij leefde, nadat hij Mathusala gewonnen had, driehonderd jaren en hij gewon zonen en dochters. |
23. Et facti sunt omnes dies Henoch trecenti sexaginta quinque anni. | 23. En al de dagen van Henoch waren driehonderd vijf en zestig jaren. |
24. Ambulavitque cum Deo, et non apparuit: quia tulit eum Deus. Eccli XLIV 16; Hebr. XI 5. | 24. En hij wandelde met God en werd niet meer gezien, want God nam hem wegGa naar voetnoot5). |
25. Vixit quoque Mathusala centum octaginta septem annis, et genuit Lamech. | 25. Mathusala was honderd zeven en tachtig jaren oud en hij gewon Lamech. |
26. Et vixit Mathusala, postquam genuit Lamech, septingentis octoginta duobus annis, et genuit filios et filias. | 26. En Mathusala leefde, nadat hij Lamech gewonnen had, zevenhonderd twee en tachtig jaren en hij gewon zonen en dochters. |
27. Et facti sunt omnes dies Mathusala nongenti sexaginta novem anni, et mortuus est. | 27. En al de dagen van Mathusala waren negenhonderd negen en zestig jaren en hij stierf. |
[pagina 29]
28. Vixit autem Lamech centum octoginta duobus annis, et genuit filium: | 28. Lamech nu was honderd twee en tachtig jaren oud en hij gewon eenen zoon. |
29. Vocavitque nomen ejus Noe, dicens: Iste consolabitur nos ab operibus et laboribus manuum nostrarum in terra, cui maledixit Dominus. | 29. En hij noemde zijnen naam Noë, zeggende: Deze zal ons vertroostenGa naar voetnoot6) over het werken en zwoegen onzer handen op de aarde, welke de Heer gevloekt heeft. |
30. Vixitque Lamech, postquam genuit Noe, quingentis nonaginta quinque annis, et genuit filios et filias. | 30. En Lamech leefde, nadat hij Noë gewonnen had, vijfhonderd vijf en negentig jaren en hij gewon zonen en dochters. |
31. Et facti sunt omnes dies Lamech, septingenti septuaginta septem anni, et mortuus est. Noe vero cum quingentorum esset annorum, genuit Sem, Cham, et Japheth. | 31. En al de dagen van Lamech waren zevenhonderd zeven en zeventig jarenGa naar voetnoot7) en hij stierf. Noë nu gewon, toen hij vijfhonderd jaren oud was, Sem, Cham en Japheth. |
- voetnoot1)
- Hier begint het tweede der tien gedeelten van Genesis. - Boek heet in het Hebreeuwsch elk geschrift dat, hoe klein ook, een geheel vormt. Vgl. Deut. XXIV 1 en 3. - Voor het met geslacht vertaalde woord ‘generatio,’ zie II noot 4.
- voetnoot2)
- Een korte herinnering aan de schepping van het eerste menschenpaar en den over hen uitgesproken zegen schakelt het reeds beschrevene aan hetgeen beschreven gaat worden. Adam beteekent ‘mensch’ en is een algemeene naam, welke van den eersten mensch de eigennaam werd.
- voetnoot3)
- Evenmin als Seth oudste zoon was, behoeven de na hem genoemde aartsvaders allen eerstgeborenen te zijn geweest. Volgens den H. Augustinus De civit. Dei XV 15 zijn slechts diegenen vermeld, wier namen, in de orde der opvolging, noodig waren om te komen tot Noë.
- voetnoot4)
- In vertrouwelijk verkeer met God leidde hij een zeer heilig leven. Ook van Noë wordt later VI 9 hetzelfde gezegd. Nog eens komt dezelfde uitdrukking voor Mal. II 6, om de bijzondere verhouding der priesters tot God aan te duiden.
- voetnoot5)
- Zonder te sterven werd hij, gelijk later Elias IV Reg. II 3, van de aarde weggenomen. Aangaande beide heiligen zegt het Hebr. met eenzelfde woord, dat God hen ‘opnam’. Nadat Henoch wiens naam ‘toegewijde’ beteekent, als Gods profeet aan de goddeloozen het naderend gericht had verkondigd, zie Ep. Jud. 14, 15, werd hij weggenomen, opdat ook zijn wonderbare verdwijning den volkeren boetvaardigheid zou prediken. Zie Eccli. XLIV 16.
- voetnoot6)
- Noë of Noach beteekent ‘rust.’
- voetnoot7)
- De lange levensduur der eerste menschen, welke ook door alle geschiedschrijvers der oudheid eenparig betuigd wordt, was in Gods voorzienigheid het natuurlijke middel, waardoor de geopenbaarde waarheid onvervalscht moest worden bewaard en overgeleverd.