Over dit hoofdstuk/artikel

lied


telkens weer geen weg geweten te hebben: verg. boven boek II, vss. 3401 en 3887, waar de naam nog meer verknoeid is. In dit vers ook reeds verbeterd door Jonckbloet, Ann. 168 saterdach hs.: sater dach 174 walve[s]ch De lezing van het hs. werd door Jonckbloet stilzwijgend verbeterd.
margin
bl. 73 d.
165
bi Nusen = bij Neuss, aan den linkeroever van den Rijn, tegenover Düsseldorf. Verg. boven boek II, vss. 3401 en 3887.
+
(25)
+
(30)
174
daer hi na vraecht: deze krachtelooze uitdrukking vervangt het veelzeggende vers van Heelu, vs. 4278: dat wi lange hebben gejaget. Het gebluf van den bisschop, dat bij Heelu vss. 4275-4293 zoo goed uitkomt (o.a. in vs. 4280: den walvisch die ic hebbe geprijst) is bij Velthem een vrij onschuldig toespraakje geworden.
margin
bl. 30 c.
+
(35)
[C]
179 schat
180 En wille nemmermeer w. aen d.
181 hebbe
182 antwoirden
183 Dat die b.
184 W. hi wilde onse geslechte o.
185 Sine lieten den dach niet verleven
186 Om al datmen hen (voluit) mocht gheven
187 = tekst.
188 Bisscop
189 = tekst.
190 Doene sachmen lieden niet g.
[D]
179 orssen
180 En wille nemmer winnen dan dat
181 hebbe
182 limborgieren antworden s.
183 So moest die hertoge ummer st.
184 hij wille
185 Al wilde hij hem al b.g.
186 S. lietens enen d.n.l.
187 Doeter mede uwen w.d.
188 bisscop
189 sijn
190 Sone sachmen l.n. gebeeren

179 haren: har- in het hs. voluit. 181 ic: de -i- is eigenlijk een t met een streepje er op. 184 onterven: -er- in het hs. voluit. 188 ban: de b- is verbeterd uit een d en naderhand met anderen, zwarteren inkt overschreven. 188:189 hulperen: geberen: -er- in het hs. voluit.
+
(40)
186
Sine lieten = * sine lieten hem
+
(45)
187
Dit begin van 's bisschops wederantwoord mist hier zijn uitwerking, doordien Velthem het antwoord van 's bisschops aanhangers alweer ongelukkig bekort heeft. Heelu laat hen nl. zeggen, vss. 4297-4299: Al mochte hi al Brabant geven, Hine mochte den dach niet verleven: Van ghevanenesse surigel al stille. Dit laatste vs., weerslag op vs. 181 (Heelu, vs. 4293), had Velthem niet mogen prijsgeven. Van het geheele ‘sermoen’ van den bisschop, dat bij Heelu meer dan twintig verzen omvat, is bij Velthem maar heel weinig overgebleven; het verleenen van absolutie en aflaat, na het sermoen, bij Heelu, vss. 4314-4324 vermeld, is heelemaal weggelaten. Zie daaromtrent ook beneden de aanteekening bij vs. 718.
[C]
191 Soe blidelic als zij deden alle
192 Van des h.o.
193 dair h. aff
194 D. Bisscop g. troost gaff
195 = tekst.
196 schiere
197 oudt
198 voir woeronc
199 Sij leyden op waghene op k. zeel
200 vingerlinge een d.
201 sij die ghene mede
202 ontbreekt.
203 D. werdt doen oic een g.
204 gevangenen
205 Wiere off s.h. toren
206 voren
[D]
191 So blijdelijc als sij d.a.
192 Van des h. mesvalle
193 = tekst.
194 D. bisscop so g. trooste g.
195 = tekst.
196 Waren sij sciere op gebroken
197 = tekst.
198 E.t. tot voer woeronc
199 Ende loeden veteren ende seele
200 Op karren een groot deele
201 D. sij den g.
202 D. sij voor woerone souden vinden
203 Ooc hadden sij onder hem gedinge
204 ‖ O.d. gevangen onderlinge+
205 Wie daer aen soud b.c.
206 ontbreekt.

195 sermoen: ser- in het hs. voluit. 199 kerren: ker- in het hs. voluit. 203-204 Heelu heeft hier, vss. 4347-4348: Doen wert daer onderlinge Om die gevangene groot gedinge. Ofschoon de lezing van het Velthem-hs. geen onleesbaren tekst geeft, vraagt men zich toch af, of hier met de rijmwoorden geen ongeluk gebeurd is, en of men niet moet lezen: * Daer ward doe oec sonderlinge om die gevangene een gedinge enz.
+
bl. 58 d.
+
(50)
+
(55)
+
(60)
205-206
Tusschen deze twee verzen staat bij Heelu de beschrijving van den opmarsch en de slagorde van het bisschoppelijke leger, welke beschrijving door Velthem verplaatst is ná zijn vs. 216, en met die van het Brabantsche leger tot één kapittel vereenigd. De opgave aangaande de Brabantsche strijdkrachten is daarbij door Velthem tot het allernoodzakelijkste beperkt: zie de aantcekening beneden bij vss. 232-254.
206-216
Deze vss. beantwoorden aan Heelu vss. 4380-4394, waarop bij dezen nog volgen twee lange passages: de eerste, vss. 4395-4434, over de gemoedsgesteltenis der Brabanders vóór den slag; de tweede, vss. 4435-4505, den opmarsch van het Brabantsche leger en de wapenrusting van Hertog Jan beschrijvende; dat alles is door Velthem weggelaten.
[C]
207 D. sij q. derwaert (voluit)
208 ongescaert
209 Doen d. in die dageraert
210 singhen dair
211 sijn
212 = tekst.
213 D. ontfingen sij yerst ald.
214 O. heere dat es waer
215 Often lichame yet mesviele
216 D. gheene schout en hadde d.z.
[D]
207 Die grave soude kiesen vare
208 ontbreekt.
209 Doen dede hij
210 Messe doen hoet gaet
211 Ende doen die messe was geeint
212 Ontfincmen daer dat sacrament
213 tot 216 ontbreken.

207: 208 ward: gescard in het hs. voluit. 208 haren: har- in het hs. voluit. 214 naer in het hs. voluit.
+
(65)
+
(70)

Vorige Volgende