Aanvankelijk scheen het pogen van Sonoy niet zonder succes te zijn. De koning toonde zich genegen den Schotschen troepen, die hem in een voor enkele maanden geeindigden oorlog met Denemarken gediend hadden, de achterstallige soldij gedeeltelijk met oorlogsschepen te betalen en Sonoy wist van die Schotten gedaan te krijgen, dat ze den Prins van Oranje met die schepen beloofden te helpen, terwijl hij hun toezei, dat Oranje de schepen tegen de getaxeerde waarde zou overnemen en dat ze soldij zouden ontvangen nadat ze een stad of haven veroverd zouden hebben. Ook wat betreft Elfsborg werden aan Sonoy hoopgevende beloften gedaan.
Maar toch liepen de onderhandelingen op niets uit. Van invloed op dezen slechten gang van zaken schijnt o.a. te zijn geweest, dat Zweden zelf door Rusland en Polen bedreigd werd en dat de Zweedsche adel zich er derhalve tegen verzette, dat oorlogschepen werden afgestaan. Ook waren de kuiperijen aan het Zweedsche hof en de afgunst van den koning op zijn broer klaarblijkelijk zeer schadelijk voor Oranjes plannen.
Eind Juli, na ruim 1½ maand in Zweden te zijn geweest, ontvingen de gezanten een weigerend antwoord en reisde Sonoy af.
Toch verloor Oranje Zweden niet uit het oog. In het voorjaar van 1572 deed hij opnieuw een poging om Zweedsche hulp ter zee tegen Alva te verkrijgen. Ook toen had hij geen succes. Maar uit deze gebeurtenissen blijkt wel - nog afgezien van vele andere plannen - welk een groote plaats, bij 's Prinsen pogingen om de Nederlanden te bevrijden, de strijd van' uit zee heeft ingenomen.
Dr. de Graaf vraagt waaruit de gegevens voor deze voordracht zijn geput. Als antwoord noemt de spreker: eenige mededeelingen en enkele stukken uit archieven te Stokholm en Kopenhagen; verder vooral Bor; Geijer, Geschichte Schwedens; Schäfer, Geschichte von Dänemark; Warnsinck, De eerste poging van den Prins tot vorming eener zeemacht; Irmisch, Beiträge zur Schwarzburgischen Heimatskunde en enkele werken meer.
Prof. Gosses vraagt of de zaken niet te veel bezien worden in het licht van wat later gebeurd is, was Oranje geen rebel en vluchteling in het oog van de Noord-Europeesche vorsten, trachtten ze niet van den Prins af te komen, wordt hierdoor de beteekenis van Bor's woorden over de kuiperijen aan het Zweedsche hof niet verminderd.
Hierop wordt geantwoord dat er tusschen den Zweedschen koning en zijn broer allerlei geschillen waren en dat het zeker niet uitgesloten is, dat Johan III gaarne zijn broer voor den strijd in de Nederlanden zou afstaan om hem zoo uit Zweden kwijt te raken; dat hij iets dergelijks met betrekking tot Lijfland deed.
Prof. Lindeboom vraagt nadere inlichtingen over de interesse van Johan III voor Cassander. Hierover is den spreker weinig bekend. Wel neigde de Koning, vooral later mede door zijn vrouw, zeer tot het Katholicisme.