van het verkeer volgt. Als belangrijkste vallen de Donau en zijrivieren hier op. Men kan het voortkruipen der verering uit enige chronologische gegevens af leiden: Inn- en Salzachopwaarts 889 Ranshofen, 1186 Raitenhaslach, 1230 Kuchl, Donauafwaarts nog eens 889 Ranshofen, 1162 Wurmbrand, 13de eeuw Streitwiesen, 1260 Schiltern, 1280 Weenen.
Wanneer Pancras als ridder wordt vereerd, moeten we in deze vereringsvorm de aantasting van een deels oudere, deels gelijktijdige vorm zien, die door de kerk beschermd werd. Deze algemeen Europese verering, reeds ± 600 zo wel in Engeland als Frankrijk doorgedrongen, kent St. Pancras als zeer jeugdig Romeins martelaar, gelijk de legende vertelt. Deze vorm van verering was ook bekend in N.W. Duitsland, zoals blijkt uit de Pancrasafbeelding op een bijbelbladzij uit het klooster Hamersleben, en voorstellingen op Romaanse doopvonten uit deze streken. Het uitgangspunt van deze verering zal wel gezocht moeten worden in het St. Andreas klooster te Rome, door Gregorius de Grote gesticht op erfgoederen van St. Pancras.
Een van de mogelijkheden voor de wijze, waarop deze vereringsvorm naar N.W. Duitsland gekomen is, zou zijn, dat de Angelsaksische missionarissen, in het biezonder Bonifatius, die Pancras uit zijn vaderland moet gekend hebben, de verering naar Duitsland overbracht. Bewijzen kan ik hiervoor niet geven. Er zal nauwkeurig moeten worden nagegaan, in hoeverre de Angelsaksische missie aanrakingspunten met de verspreiding der Pancrasverering toont.
Ook kan men in de levendige P.-verering in Westduitsland een gevolg zien van de Vlaamse verering, die daar ontstond, nadat er op verzoek van een Engelse vorstin in het jaar 985 een Pancrasreliquie naar Gent gebracht was. Een bevestiging van vermoedens in deze richting zou men alreeds kunnen zien in het feit, dat de oudste kerken, marktkerken, van handelssteden als Iserlohn en Paderborn die vele verbindingen met Vlaanderen onderhielden, aan Pancras gewijd zijn.
En ten derde bestaat de waarschijnlijkheid, dat de frankische verering haar weg naar Duitsland vond, vooral door toedoen van de Karolingers. De frankische koningen schijnen Pancras bij hun eden te hebben aangeroepen. Lodewijk de Vrome stichtte 822 het klooster Neu-Korvey. In een litanie afkomstig uit Neu-Korvey uit die vroege tijd wordt St. Pancras genoemd. Ook Arnulf, een neef van Lodewijk den Vromen, die Neu-Korvey stichtte, behoort tot de Karolingen, en op deze algemeen Karolingische devotie kan het berusten dat Arnulf zijn gebeden tot Pancras richtte. Het schijnen in de kerk vooral de Benedictijnen geweest te zijn, die de verspreiding van Pancras bevorderden.
Maar ook de Oostenrijkse vereringsvorm is in N.W. Duitsland bekend. Dit volgt hieruit dat St. Pancras in het Noorden, gelijk in Oostenrijk, als ridder wordt afgebeeld en dat er ook in het Noorden wijdingen zijn, die zeker op een burchtkapel teruggaan. Langs de gebruikelijke verkeersweg Donau, Main, Rijn kan deze vereringsvorm niet tot het Noorden doorgedrongen zijn, daar de wijdingen bijv, in het Rijn-Neckargebied veel later zijn dan bekende burchtkapel wij dingen in noordelijk W. Duitsland. De oorsprong van deze verering als beschermheilige der ridders is waarschijnlijk de karo-