‘De kampspelen in het Nibelungenlied’.
Spreker zet uiteen, dat in de bruidswervingssage van Brünhild in het Noorden een vlammenwal als hindernis overwonnen moet worden, terwijl in de Duitse bronnen, ook in de op Duitsland teruggaande Russische ‘Brünhildsprookjes’, de sterke jonkvrouw kampspelen of ‘Freierproben’ verlangt. Spreker tracht dan door een nauwkeurige vergelijking van de vlammenrit, zoals die in c. 27 van de Volsungasaga verhaald wordt, met de 7e aventiure van het Nibelungenlied aan te tonen, dat de kampspelen niet een vervanging, maar een omvorming van de vlammenrit zijn en dat de onderdelen van de bruidswervingsrit in het Nibelungenlied nog in herkenbare vorm bewaard zijn. De sprong na de steenworp in het NL. is de rest van de sprong over de ‘Waberlohe’. Ook Duitsland moet eens in een Siegfriedlied de ‘freierspröde Jungfrau hinter dem Flammenwall’ gekend hebben.
De omvorming van de vlammenrit tot de kampspelen is niet, zoals Hempel gemeend heeft, onder invloed van Eilhart's Tristrant geschied, maar heeft haar voorbeeld in het vroeghoofse Rotherepos; de kampspelen zijn dus tenslotte niet Frans, maar Duits van oorsprong.
Een nadere vergelijking met de Rother toont dan aan, dat tot dusverre ten onrechte door Droege e.a. aangenomen werd, dat het Nibelungenlied in oudere vorm, als speelmansepos, op de Rother ingewerkt heeft. Het schijnt veeleer, dat in de vroege riddertijd, na 1160, in het Rijnland een Siegfriedlied onder invloed van de Rother tot een Siegfriedepos uitgewerkt is. Inzicht in de wording van de kampspelen in het Nibelungenlied schijnt de weg te openen tot inzicht in de wording van de ‘Vorstufe’ van het Nibelungenlied.