idealistisch satirische Form’ een boek met moralizeerende strekking. Hoewel deze moralizeerende strekking, waaraan spr. twijfelt voor het geheele genre (hij beschouwr ze alle als amusementslectuur), oogenschijnlijk ook in de pícararomans aanwezig is, is Pflandl geneigd, ze o.a. hier niet ernstig te nemen. Hij deelt ze vrij willekeurig in bij de secties ‘realistisch-optimistische Form’ en ‘deskriptiv-novelleske Form’, de laatste ook ‘Sittenbilder picaresker Tönung’ genaamd. Spr. vindt Pflandls indeeling arbitrair en vindt geen aanleiding, de moralizeerende toevoegsels in ‘Guzmán de Alfarache’ wél ernstig te nemen en in alle andere romans niet.
‘La Pícara Justina’ beteekende noch qua form, noch qua inhoud een vernieuwing in de schelmenliteratuur, wél de pícaraverhalen van Salas Barbadillo en Castillo Solórzano. Deze beide 17de-eeuwers waren uitnemende kenners van de psyche der pícara en van de vrouw in het algemeen. Zij zagen in, dat de geaardheid der schelmsche vrouw haar op ander terrein doet werken dan de pícaro; zij bestudeerden dit terrein in de werkelijkheid. Een nieuw soort avonturen, voor het grootste deel van amoureuzen aard, doet zijn intrede in den schelmenroman. Deze romans genieten in de periode 1620-1645 duidelijk de voorkeur boven de pícaroverhalen.
Pícaros en pícaras hebben veel gemeen. Zij zijn van lage afkomst, en vaak niet-arisch. Waarschijnlijk wilden de Spanjaarden niet erkennen, dat in het heerschende ras dergelijke typen voorkwamen. In de pícararomans neemt de armoede niet de plaats in, die zij heeft in de oorspronkelijke novela picaresca. De pícaras zijn in het algemeen door de schrijvers sympathiek geteekend; zij ontmoeten minder tegenslag in het leven dan de pícaros en het eindigt meestal goed met hen. Zij leiden in schijn een fatsoenlijk en ingetogen leven en weten zich als beschaafde dames te gedragen.
De wegen, waarlangs de pícara haar doel bereiken wil, zijn andere dan die der pícaros. Zij maken gebruik van hun schoonheid en zij speculeeren op het medelijden van den man. Hun slachtoffers zijn veelal antipathiek, in hoofdzaak vrekken, oude schuinsmarcheerders en spilzieke studenten, meestal vreemdelingen. Zij krijgen hun verdiende loon en de pícara fungeert in zekeren zin als wreekster der maatschappij.
Duidelijk wordt in het pícaraverhaal betoond, dat de vrouw den man ‘überlegen’ is. Slechts als zij een enkele maal verliefd wordt, legt zij het wel eens bij hem af. De man erkent zijn minderheid niet, schuift die op rekening van zijn verliefdheid.
‘Premáticas’ en maatschappelijke zedenschilderingen uit de 17de eeuw hebben bewezen, dat de pícaras naar de werkelijkheid beschreven zijn. Tóch speurt men in de pícararomans literaire tradities. De invloed van ‘La Celestina’ is op velerlei punten (ideeën, neventypen, gesprekvorm) merkbaar. Evenwel is de pícara noch een koppelaarster, noch een prostituée, zoodat we in haar zoomin een opvolgster van Celestina zelf, als van haar beschermelingen hebben te zien. Uit de Celestina en uit de voorafgaande literatuur (Arcipreste de Talavera, Torrellas, Lucena) is afkomstig de quasi-antifeministische strekking. Sempronio's aanklacht tegen de vrouw uit het begin der Celestina werkt in deze verhalen, op talrijke wijzen gemoduleerd, na.