Een humanist uit de dertiende eeuw.
Als zodanig wenst spreker den schrijver der Faits des Romains te karakteriseren, waarbij hij de nadruk legt op de restrictie vervat in de bijvoeging ‘uit de dertiende eeuw’. Twee moeilijkheden doen zich voor, ten eerste het feit dat de auteur onbekend is en we dus alleen uit zijn werk conclusies omtrent zijn persoon en zijn denkbeelden kunnen putten; ten tweede de omstandigheid, dat de Faits des Romains een compilatiewerk is samengesteld uit het werk van Suetonius, Sallustius, Lucanus, Flavius Josephus en enige anderen, waarbij dus het persoonlijk element wel zeer beperkt is. Gelukkig vertaalt echter de anonymus zijn bronnen niet slaafs, maar maakt die pasklaar voor zijn tijdgenoten door weglatingen, wijzigingen, verklaringen en toevoegsels, zodat wij ons een vrij helder denkbeeld van zijn bedoelingen kunnen vormen.
Men heeft gezegd dat de Middeleeuwen alle historisch besef ontbreekt en dat zij van het onderscheid dat tussen hen en de Oudheid bestaat niet het flauwste vermoeden hadden. Spreker wijst daartegenover op het merkwaardige inleidende hoofdstuk, waarin de schrijver, voordat hij met zijn verhaal begint, uiteenzet welke ambten en waardigheden er te Rome waren vóór het Keizerrijk; nieuwe woorden vlecht hij op discrete wijze in zijn werk in en verklaart de betekenis ervan, zo: vigne, testue, phalange; province, eloquent, comete, Aquilo, pirate; daardoor verrijkt hij de taalschat en verruimt de geestelijke horizon van zijn tijdgenoten. Tegenover de uniforme, van elk persoonlijk element gespeende, uit opsomming bestaande persoonsbeschrijving der Middeleeuwen blijkt de schrijver de op het markante, karakteristieke gerichte, innerlijke en uiterlijke nauw verbindende beschrijving van Suetonius heel goed te waarderen. Dat hij ook kritisch tegenover zijn bronnen staat blijkt niet zozeer uit die gedeelten waar hij als Christen tegen heidense opvattingen protesteert als wel uit het feit dat hij een enkel maal twee interpretaties geeft en vooral uit de wijze waarop hij bij het verhaal van de gebeurtenissen in Alexandrië een vijftal auteurs tegelijk gebruikt. Een vergelijking tussen de wijze waarop de Faits des Romains en die waarop de Crónica General vijftig jaren later de rede van Petreius tot zijn soldaten weergeeft, schijnt te bewijzen dat de schrijver zich weet los te maken van feodale opvattingen en voor vaderland en staatsgezag voelt. Ten slotte blijkt uit een studie van de proloog dat schrijver naast de Christelijke leer ook de lekenmoraal wil laten gelden.
Al deze trekken, die kenmerkend zijn voor de Renaissance, schijnen de conclusie te billijken dat wij in den schrijver der Faits des Romains een humanist uit de dertiende eeuw mogen zien.