syntactische vorm; haar functies zijn hoofdzakelijk syntactische functies. Vier functies zijn als zoodanig te onderscheiden:
Allereerst die van zinstypeering, d.w.z. de intonatie maakt een woordengroep tot zelfstandige eenheid en bepaalt tot op zekere hoogte de aard daarvan; vervolgens dient de intonatie voor verbinding van zinnen en zinsdeelen, geeft de verhouding tusschen deze deelen aan en drukt grootendeels de modaliteit uit, speciaal de gevoelsschakeering. Naast deze zuiver syntactische functie kan men spreken van taalgroeptypeering: afgezien van persoonlijk nuancen, zijn sommige eigenaardigheden in de intonatie typeerend voor bepaalde taalmilieu's. Op grond van deze overwegingen is het onderzoek naar de intonatie-vormen en -functies onmisbaar voor het moderne dialectonderzoek.
Het uitgangspunt vormt de grondstelling, dat de zin als continue stroom geluiden, die door de intonatie een gesloten geheel vormt, de zelfstandige grondeenheid is van de taal. Zoo moet de typeering van de zin niet gezocht worden in één enkel onderdeel, in begin óf einde óf middenmoot, maar in het gansche toonverloop van begin tót einde, de geheele rhythmische gang, de dynamiek van het syntactisch geheel. Pas in de tweede plaats volgt het onderzoek naar de interne verhoudingen, tusschen subject en object, tusschen bepalingen en zinskernen. Dialectische typeering volgt vanzelf uit een groot aantal waarnemingen bij sprekers van verschillende origine.
Om zooveel mogelijk toevalligheden en individueele verschillen te elimineeren wordt een drievoudige methode toegepast, die vanzelfsprekend nauw aansluit bij het grammaticaal syntactisch onderzoek. Een directe vergelijking tusschen dialectsprekers wordt vergemakkelijkt door uit te gaan van een tevoren bepaald stel zinnen, gegroepeerd naar hun grammaticale vorm: verschillende typen vragende, gebiedende, wenschende, mededeelende zinnen, zelfstandig, in neven- en in onderschikkend verband. Deze zinnen worden dan door de sprekers in hun dialect omgezet. Ten tweede levert het grammatisch onderzoek een aantal typische vaste zinswendingen en uitdrukkingen, waarvan de intonatie een kenmerkende eigenschap vormt. Juist deze staande vormen, waarvan de intonatie een integreerend element is, moeten de basis vormen van het dialectisch intonatie-onderzoek, en daaraan moet de variabiliteit der vrijer geschikte, door spontane behoeften ontstane, maar naar vaststaand model gevormde zinnen gemeten worden. Deze vrijere vormen worden vooral bestudeerd in vertaalde of geheel spontane dialectteksten of dialogen, opgenomen op grammophoonplaten.
Ter controle wordt trouwens iedere instrumenteel geregistreerde zin tegelijkertijd vastgelegd op een grammophoonplaat. Zoodoende kan men steeds het gehoorbeeld met het gezichtsbeeld op de grafieken vergelijken, om mogelijke vergissingen te achterhalen, secundaire gevoelsschakeeringen te bepalen en ook om na te gaan in hoeverre de in de grafieken gevonden bijzonderheden inderdaad phonologisch beteekenis hebben.
In dit verband maakte spreker eenige opmerkingen over het instrumentarium van het Groninger Instituut, dat bestaat uit een grammophooninstallatie voor opnemen en weergeven van platen, een oscillograaf met filmtoestel en een goedkoop werkende, practisch betrouwbare, electro-dynamische schrijf-