Handelingen van het Nederlandsche Philologen-congres 16
(1935)– [tijdschrift] Handelingen van het Nederlands Filologencongres– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVervolgens sprak de Hr. W. Roukens over | |
Limburgsche taal- en folkloregeographie.Het materiaal voor het behandelde gebied werd, voor wat het Zuidoostelijk deel van ons land betreft, gedurende de laatste tien jaren door mij persoonlijk verzameld volgens de directe en indirecte methode. Bovendien mocht ik ruimschoots putten uit de door Schrijnen, Van ginneken en Verbeeten verzamelde gegevens. Voor het Belgische gebied ontving ik het noodige materiaal van de Zuid-nederlandsche Dialectcentrale te Leuven, terwijl het instituut van het Rheinische Wörterbuch mij voor het Rijnland gaarne hielp. De behandeling van Limburg alléén zou, in verband met de ligging en historie van dit gewest onwetenschappelijk zijn, zoodat ik de aangrenzende gebieden van Nederland, België en Duitschland bij mijn onderzoek betrok.Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 37]
| |
Limburg werd met de kultuurstroomingen in verband gebracht, die ons vooral door Gilliéron, Jud, Jaberg, Frings, Wagner en Brinkmann beschreven zijn. Woordgeographische kaarten verduidelijkten de beweging Zuid-Noord van ‘Wörter und Sachen’ langs de groote land- en waterwegen o.a. door het Rijnland en Picardie.Ga naar voetnoot1 Nu eens bereikten zij slechts de noordgrens van het heuvelachtige Zuidlimburgsche landschap, dan weer stuwden zij voort tot de Limburgsche en Oostbrabantsche Peel- en heide-gebieden,Ga naar voetnoot2 terwijl zij herhaaldelijk zelfs hun invloed tot over de grens West-Brabant deden gelden. Van uit Wallonie opdringende woorden zagen wij nu eens in heel Brabant en Limburg gebruikt, dan weer bleken ze slechts in het westelijke deel van eerstgenoemde provincie vasten voet te hebben gekregen. Langs verschillende wegen werd het kultuurbezit van de oude Romeinen, van Italianen en Franschen noordwaarts gevoerd om telkens voor andere barrières halt te maken. Ook kultuurinvloeden uit andere richtingen kwamen ter sprake aan de hand van woorden, die deels door Angelsaksische missionarissen naar deze streken gebracht werden, deels als dragers van keltische of oud-germaansche beschaving te beschouwen zijn. Werden in verband met de stroomingen uit het Zuiden en Zuid-Oosten geheel Limburg en Oost-Brabant als relictgebieden gekarakteriseerd, wat de bewegingen Noord-Zuid betreft, bleek Oost-Brabant de oudste kultuurelementen het best te hebben bewaard. Naast de talrijke oudere kultuurstroomingen bleken er ook veel van jongeren datum te bestaan. In het Zuiden en Zuid-Oosten van Limburg bleef de invloed van Luik en Keulen-Aken ook na de Middeleeuwen groot.Ga naar voetnoot3 Het Noord-Westen deed sinds den tachtigjarigen oorlog zijn taal steeds sterker in Zuid-Oostelijke richting uitstralen. Vooral in het gebied rond Maastricht en ten Noorden van Venlo is dit goed merkbaar. De beteekenis van de kultuurhaarden Maastricht, Venlo en Aken, uitstralingscentra van lageren rang, werd door de geprojecteerde kaarten duidelijk gemaakt. Ook werd de vorming van kultuurkringen, zonder dat er een bepaald uitstralingscentrum viel aan te wijzen, geïllustreerd; o.a. die van het land van Weert en Roermond. De verhouding tusschen dialectgrenzen, kultuurlandschappen en territoriale en kerkelijke bestuurseenheden kwam mede ter sprake. Het betrekkelijk grillige verloop der isoglossen in Zuid-Limburg viel op naast de grote regelmaat in het mídden en het Noorden van dit gewest. Wat aan de hand van woordgeographische kaarten besproken was, werd | |
[pagina 38]
| |
door verschijnselen uit het gebied van klankleer, syntaxis en volkskunde nog geaccentueerd.Ga naar voetnoot1 Over het algemeen bleken de richtingen der kultuurstromingen, welke bij elk dezer onderdeden konden worden aangewezen, dezelfde te zijn als die der woordgeographie.
De Hr. J. Thans informeert naar de beteekenis van de verschillende oude politieke grenzen voor het verloop der huidige isoglossen in het Limburgsche dialectgebied. De Spr. antwoordt, dat de oude grenzen hun invloed zeker niet gemist hebben, maar dat deze toch niet als wezenlijk kan gelden. Zoo zijn de isoglossen op verschillende plaatsen in de laatste jaren ook nog belangrijk verschoven tengevolge van het sluiten der grenzen tijdens de wereldoorlog. Verder wordt nog gevraagd naar de angelsaksische invloed in het Rijnlandsch-Limburgsch grensgebied, in verband waarmede de Voorzitter speciaal wijst op Braune's artikelen over deze kwestie in Paul Braune's Beiträge. |
|