Zeeuwen, naar het schijnt vooral uit Zuid-Beveland, vestigden, is in hoofdzaak Zeeuws georiënteerd.
De tegenwoordige Zeeuwen zijn ontstaan uit de vermenging van een oorspronkelijk dolichocephaal ras, dat waarschijnlijk blond was (als de Friezen) met brachycephale, donkerharige en bruinogige Mediterranen of Alpinen, de meest westelijke groep van een bevolking die zich door Brabant en Limburg tot in het Walenland voortzette. In hoeverre deze oorspronkelijke rasverschillen nog thans in de dialecten tot uiting komen, is vooralsnog onzeker. Wellicht stammen van de oudste Zeeuwen, die in de duinstreek van Walcheren woonden, de dijkwerkers van Westkappel af, wier physieke verschijning (blonde haren, blauwe ogen) en wier dialect (dizze tegenover deze, anome tegenover genome, enz.) op Walcheren een uitzonderlijke plaats inneemt. Niet onmogelijk is echter ook dat zij, zoals de volksmond zegt, af stammen van de Noormannen, die in 837 en 991 Walcheren verwoestten.
Staatkundig is Zeeland tot het midden der 14de eeuw verbonden geweest met Vlaanderen de gehele M.E. door heeft het dan ook Vlaams recht gehad, ontleend aan de rechtsinstellingen van het Vrije van Brugge en het land van Waas Van zeer grote betekenis voor de Vlaamse expansie in Zeeland, speciaal op Zuid-Beveland, was de invloed van Vlaamse monniken (vooral de Cisterciënsers van Duinen bij Veurne en Ter Doest bij Lissewege), die in de M.E. uitgestrekte grondgebieden in Zeeland bedijkt hebben. Het is niet uitgesloten dat deze nieuwbedijkte landen ook door Vlamingen bevolkt zijn; aldus zouden bepaalde overeenkomsten tussen het dialect van Zuid-Beveland, en wel in 't bijzonder van het oostelijke deel (de staart), waar de Cisterciënsers het meest gewerkt hebben, verklaard kunnen worden (zîîn tegenover bin, de slot-n bij ww.). Zo is ook het gaaischieten nergens op de Zeeuwse eilanden zo druk beoefend als op Zuid-Beveland.
Omstreeks en na 1585 zijn duizenden Zuid-Nederlanders naar Zeeland, vooral naar Middelburg en Vlissingen uitgeweken. Misschien hebben deze een woord als frinze, frenze voor aardbei (fr. fraise) ingevoerd; althans is het opmerkelijk dat dit woord alleen op Walcheren en in Westelijk Zeeuws-Vlaanderen bekend is; overal elders spreekt men van errebēzĕmen of errebēmĕsen. West. Z.-Vl., dat van ongev. 1583 1609 zo goed als ontvolkt was, heeft na het sluiten van het Bestand een geheel nieuwe bevolking gekregen, die grotendeels uit vluchtelingen bestond: Doopsgezinden uit Vlaanderen en Hugenoten uit Wallonië en Frankrijk. Vooral na de herroeping van het edict van Nantes (1685) trok een stroom van réfugiés, die de gehele 18de eeuw aanhield, naar Groede, Kadzand en andere plaatsen. Hier en op Walcheren is de Franse invloed dus het grootst.
Het Zeeuws scheidt zich uit de grote groep der oudwestnederfrankische āē-dialecten af met een aantal eigenschappen, die het deels uitsluitend met het Zuidhollands, maar voor het overgrote deel uitsluitend met het Westvlaams gemeen heeft (o.a. de niet gediftongeerde germ. ū en ī, het wegvallen van de r vóór s, in vŏs = vers, dwăs = dwars, dŏse = dorsen, bŏste = = barsten, enz., de overgang van ō in eu, doordat de lippen niet sterk gerond of gestulpt worden, in zeune, weunen, beuter, enz.). Uit de kaarten, die deze verschijnselen in beeld brengen, blijkt duidelijk hoezeer, zoals Kloeke