de congressisten toe en vestigde er bijzonder aandacht op dat de Groningsche universiteit de eerste van Nederland is geweest, aan welke hooger onderwijs werd gegeven in een belangrijk onderdeel van het congres, nl. de moderne talen, zoodat Groningen er zich op beroemen mag dat de meeste philologen in de Romaansche en Germaansche talen hier de fundeering voor hun wetenschappelijke opleiding hebben gelegd. Na er op gewezen te hebben dat het gemeentebestuur de leden van het congres wellicht slechts een keur van stadhuiswoorden kon aanbieden en geconstateerd te hebben dat bij de spellingkwestie wel duidelijk is gebleken hoezeer ons volk zijn taal liefheeft, wenschte hij de deelnemers een vruchtdragende beraadslaging toe. - De voorzitter van het Congresbestuur dankte voor de hartelijke ontvangst en was met den burgemeester van meening dat de taal door een volk in hooge eere moet worden gehouden.
's Avonds woonden velen de feestvoorstelling in de Stadsschouwburg bij, aangeboden door het Congresbestuur. Het Groningsch Studentengezelschap ‘Neemt ons zooals we zijn’ voerde op Hadassa, van Dirk Verèl. Stuk en spel boden een zeer welkome recreatie na de inspannende eerste congresdag.
De Vrijdagmorgen was weer gewijd aan de sectievergaderingen. Na afloop daarvan brachten 8 autobussen een groot aantal deelnemers naar de Menkemaborg. Begunstigd door zonnig weer was de lunch, in de openlucht, geserveerd door vijf meisjesstudenten in Groningsch costuum, een uitstekende afwisseling na de vele uren binnen de vier muren doorgebracht. Het bezichtigen van de borg en later van de kerk te Loppersum viel ook zeer in de smaak.
Om vijf uur begon de slotvergadering in de Aula. De voorzitter doet eenige mededeelingen omtrent de besprekingen bedoeld in punt 1. Nadat verscheidene leden hun wenschen en denkbeelden ter oplossing van de moeilijkheden hebben kenbaar gemaakt, wordt het volgende voorstel van den voorzitter aangenomen:
Als een boekwerk of tijdschrift, dat door philologen is aangevraagd, in geen bibliotheek in ons land is te krijgen, verzoekt de betrokkene den bibliothecaris aanschaffing er van, hetzij door de bibliotheek waartoe hij zich het eerst heeft gewend, of door een andere instantie. Meent de bibliothecaris hiertoe niet zijn medewerking te kunnen verleenen, dan zendt de teleurgestelde het rondvraagbriefje op aan den eersten secretaris van de ‘vereeniging het Nederlandsch Philologen-congres’, die hiervan vóór de halfjaarlijksche vergadering der Rijkscommissie van advies in zake het bibliotheekwezen aan dit lichaam kennis geeft.
Ook punt 2 wordt met applaus aangenomen.
Bij punt 3 merkt de voorzitter op dat de voorgestelde ƒ 50.- niet als honorarium zijn bedoeld, doch alleen als tegemoetkoming voor reis- en verblijfkosten van de twee functionarissen, die geen congres kunnen overslaan. Het voorstel wordt bij acclamatie aangenomen.
Het bestuursvoorstel om in 1937 het zeventiende congres in Utrecht te houden wordt eveneens aangenomen.
Nadat de voorzitter Dr. H. de Groot heeft geprezen om de groote ijver