uitgaan, hebben de overtuiging gevestigd, dat men in de volksliederen ‘gesunkenes Kulturgut’ en ‘primitive Gemeinschaftsdichtung’ onderscheiden moet. De eerste groep, waarover reeds Prof. J. Meier 1897 belangrijke studiën deed verschijnen, vormt verreweg het grootste deel. De tweede omvat allerlei kleine geïmproviseerde arbeids-, wiege-, liefdeliedjes, die volgens den ‘unwillkürlichen Mechanismus der Seele’ ontstaan zijn. Naumann definieert een volkslied als een ‘volksläufig gewordenes Lied, das aus höherer Kultur stammt’. - Hij schijnt voor ‘Volksläufigkeit’ de eisch te stellen, dat het lied als koorlied gezongen werd.
Onder Naumanns definitie vallen ook de ‘Schlager’ en straatliederen, waarin Prof. Günther Müller eveneens ‘gesunkenes Kulturgut’ en ‘Gemeinschaftsdichtung’ onderscheidt.
Deze geleerde ziet het voornaamste kenteeken der volksliederen in de ‘Stimmungswert der formelhaften Motive’.
Ludwig Klages en H. Pongs beschouwen de Rhythmus als de oorsprong van wat zij noemen de ‘Urlyrik’.
Bijna alle geleerden bepalen zich in onzen tijd niet alleen tot het volkslied, maar betrekken de geheele volkskunde in hun onderzoekingen.
Merkwaardig is het, dat reeds jaren voor Naumann de Belgische muziekgeleerde Ernest Closson over de melodieën dezelfde opvatting had als Naumann over de teksten.
Hij is van meening, dat het volk zijn melodieën overneemt uit hoogere muziek, maar ze ook zelf schept door middel van formulettes, cellules melodiques, issues sans aucun doute d'elles-mêmes.
Discussie:
Dr. v. Dam wijst er op, dat de definitie moeilijk is door de vaagheid van het begrip ‘Volk’. Het zou beter zijn, een andere naam te zoeken.
Dr. Perquin verklaart de moeilijkheid der definitie uit het verschil tusschen de vroegere tijd en de tegenwoordige. Hij wil ook een andere naam.
Prof. Brom ziet een bevestiging van de gemaakte opmerkingen in de moeilijkheid, die verzamelaars ondervinden, als zij moderne volksliederen op willen nemen. Gewoonlijk zijn het dan archäiseerende liederen.
Dr. Brouwer beantwoordt de sprekers en vult zijn opmerkingen over de melodie van het volkslied aan.