Bij deze beschouwing verdient Walther's Leich bijzondere aandacht. Dit gedicht is waarschijnlijk een reflex van het 4de Concilie van Lateranen (1215), dat hij in zijn gedachtenontwikkeling blijkbaar volgt, wanneer hij de leerstukken der Triniteit, der Menschwording van de tweede Persoon der H. Drievuldigheid, van Maria's Maagdelijk Moederschap naar voren brengt en wanneer hij in zijn practische toepassing met zijn aanklacht tegen de simonie op de grondoorzaak wijst der kettersche bewegingen, die deze leerstukken loochenden.
Ook andere gedichten zijn voor het onderzoek naar zijn ideeën belangrijk, hij schijnt zelfs in L. 10.51 partij te kiezen voor schoolvraagstukken, hij blijkt op de hoogte en voorstander te zijn van fijnere theologische beschouwingen, die juist in zijn tijd meer naar voren kwamen en behalve groote voorstanders ook hardnekkige tegenstanders hadden, men denke slechts aan zijn opvatting omtrent de beteekenis van Christus' bemiddeling in het herstel der genade. Hoogst belangrijk is ook zijn- zeer bijzondere vereering voor Maria, waarbij hij ook toont Maria's rol in de genadebemiddeling volledig begrepen te hebben.
Zijn theologische gedachtenwereld is echter niet slechts belangrijk in zich zelf, zij is ook de sleutel voor de interpretatie van zeer vele uitdrukkingen, die hij gebruikt. Soms zijn het zinspelingen, die ook het gewone volk gemakkelijk kon verstaan, soms echter zijn zij berekend voor de meer theologisch geschoolden, wat vooral uitkomt in zijn gebruik der symboliek. Als voorbeelden van het eerste wordt gewezen op L. 31, 33 met de toespeling op het feit, dat de toehoorders bij een preek na afloop ‘Amen’ zeiden, op L. 102, 11 met de toespeling op het biechtonderzoek, op L. 123, 17 met de toespeling op de opinies omtrent het werk der daemonen, op L. 23, 11 waar hij als bekend veronderstelt, dat Nebukadnezar het symbool van den duivel is. Als voorbeelden van het tweede geval wordt genoemd L. 28, 21 waar ‘kale’ symbool van de liefde schijnt te zijn. Bewezen wordt tevens door L. 29, 4, dat Walther inderdaad de werkelijkheid ook als symbool ziet. In het bijzonder wordt nog de aandacht gevestigd op L. 33, 1, waar hij de symboliek van het kerkgebouw veronderstelt. Tenslotte wordt nog gewezen op het feit, dat hij een vergelijking aan de wetenschappelijke Rhetorica ontleent, wat eveneens een kijk op zijn ontwikkeling geeft.
De conclusie is, dat Walther theologie gestudeerd moet hebben en als hypothese wordt aangenomen, dat hij die kennis op een monnikenschool opdeed, wat gesuggereerd wordt door zijn contact met de monniken, door de overeenstemming in de kritiek op bestaande toestanden, door zijn bijzondere vereering van Maria.
Discussie:
Dr. Kroes: 't Is moeilijk te beoordeelen, wat bij Walther volkstümliche theologie was en wat geleerde kennis.
Prof. Kapteyn acht de methode van den spreker juist. Vele gedichten schijnen duidelijker, levend te worden. De gedachten van de spreker moeten ernstig overwogen worden.