Het stadium van ontstaan levert de grootste verklaringsmoeilikheden op. Het is methodies gewenst, eerst te zoeken naar een gemeenschappelike verklaringsmogelikheid en dan eerst te trachten in de drie talen een afzonderlike oorzaak op te sporen of zelfs volgens modern inzicht zuiver individuele oorsprong aan te nemen. Het is onmogelijk, de drie verschijnselen als symptomen van één samenhangende taalbeweging te beschouwen (Karsten). Om na te gaan, of er een gemeenschappelike eigenschap van de drie klankstelsels achter zit, moet men eerst het foneties verloop weten. Dit is onbekend. Minstens drie fonetiese verklaringen zijn gegeven, die geen van alle een bepaalde oorzaak aangeven. Dit is wel het geval met de theorie van Wrede (gevolg van de apocope van e in zwaktonige lettergrepen) en die van Franck (Germaans wortelaccent). Deze verklaringen moeten eens aan het Nederlands en het Engels getoetst worden. Zij verklaren de geografiese eigenschap van het verschijnsel nauweliks.
Waarom is het juist in bepaalde centra opgetreden? Voor het Duits zoekt Naumann de verklaring in aanraking van Duitsers met de beschaafder autochthone bevolking aan de Z.O.-grens. Dit is onbewezen en niet toepasselik op Nederlands en Engels. Een substraattheorie is op dit geval moeilik toepasselik. In alle drie talen is het verschijnsel uitgegaan van een perifeer gelegen streek. Misschien is de nabijheid van de taalgrens toch van betekenis geweest en kan men de diftongering verklaren als reactiearticulatie, als reactie tegen een invloedrijk vreemd idioom in de buurt.
Bij de discussie wijst Dr. Messing er op, dat het individu als drager van gezag, toch een kans heeft de gemeenschap te beïnvloeden.
De Heer Michels wil ook de individualistische theorie een kans gunnen. De mogelijkheid, dat het individu invloed op de omgeving uitoefent, is toch niet te ontkennen, bijv. door predikers, etc.
Het samenvallen van lange oe en lange u in het Nederlandsch geldt niet voor alle dialecten.
Prof. Baader wijst op de invloed van kolonisatie. Hij houdt de diphtongering in het Z.O. niet voor autochtoon, maar acht ze ingevoerd uit het N.W. in vroegen tijd.
Prof. Kapteyn wijst op de moeilijkheid over deze problemen een eindoordeel uit te spreken vóór een uitgebreid detailonderzoek.
Dr. van Dam beantwoordt verschillende opmerkingen.