eventueel gepaard gaande met de verplichting om na afloop van zijn dienst binnenskamers te blijven; voorts kan hij hem, het geval dienende in het kwartierziekenverblijf doen opnemen (kwartierziek, c.q. te bed), eventueel na afloop van den dagelijkschen of van den morgendienst. De genoemde maatregelen mogen telkens voor niet meer dan vier achtereenvolgende dagen worden toegepast. Hij teekent zijn beslissing aan in het ziekenregister en stelt onder de dagelijksche opgave der zieken zijn handteekening.
Kwartierzieken en zij, die van eenigen dienst zijn vrijgesteld, mogen het kwartierverblijf, onderscheidenlijk het kazernecomplex, niet verlaten, dan bij hooge uitzondering en met toestemming van den officier van gezondheid.
Wanneer militairen, die buiten de kazerne mogen overnachten, door den officier van gezondheid worden vrijgesteld van eenigen dienst of na verrichten dienst binnenskamers of in het kwartierziekenverblijf moeten verblijven, moeten zij voor den duur der toepassing van dien maatregel in de kazerne overnachten, tenzij de officier van gezondheid dit voor den betrokken militair niet gewenscht acht. De bedoelde militairen worden zoo noodig in de menage opgenomen.
Ieder korporaal of soldaat, die voor den officier van gezondheid, overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid, voor meer dan één dag is vrijgesteld van eenigen dienst of van het dragen van bepaalde wapenen en/of uitrustingstukken, moet op den laatsten dag van den voor bedoelde vrijstelling gestelden termijn, op het (bij voorkeur middag-) ziekenrapport voor den officier van gezondheid verschijnen.
De militairen, te wier aanzien de officier van gezondheid op het ziekenrapport, na ingesteld geneeskundig onderzoek, nader onderzoek of poliklinische behandeling in de ziekeninrichting, dan wel in andere daarvoor bestemde lokalen van den militairen geneeskundigen dienst noodig acht, verwijst hij derwaarts.
De militairen, voor wie hij ziekenhuisverpleging noodig acht, worden door hem aangewezen tot opneming in de daarvoor bestemde ziekeninrichting.
Het staat ieder militair, behoudens het hiervoren bepaalde, vrij om zich, ingeval van ziekte, buiten de militaire gebouwen onder behandeling van een niet aan den militairen geneeskundigen dienst verbonden burgergeneesheer te stellen, een en ander behoudens goedkeuring van den betrokken compagnies- of hoogeren commandant, voor zoover het raadplegen van den burgergeneesheer invloed heeft op den gang van den dienst.
Uitgezonderd het geval, waarin belanghebbende door ziekte niet in staat is, zich naar de kazerne of het gebouw, waar hij zijn dienst moet verrichten, te begeven, behoeft met de door niet aan den militairen