Hoofdstuk XI. De algemeene teekens.
Alle teekens moeten, ten bewijze dat zij zijn begrepen, worden herhaald en voorts voor zooveel noodig worden doorgegeven.
De teekens kunnen worden voorafgegaan door een waarschuwingssein (2 stooten op signaalfluit of hoorntje) en gevolgd door een uitvoeringssein (1 stoot op signaalfluit of hoorntje).
Ter verduidelijking kan bij het geven van teekens het hoofddeksel, de sabel, de klewang of een ander voorwerp in de hand worden gehouden.
Aangeven van de marschrichting: een arm in de gewilde richting uitstrekken.
Aanmarcheeren of marschsnelheid vergrooten: één of meer armzwaaien naar voren.
Halt houden of marschsnelheid verminderen: den rechterarm omhoog strekken en onmiddelijk hierna, zonder overhaasting, gestrekt zijwaarts omlaag brengen.
Verzamelen: zijwaarts strekken, daarna over de borst kruisen van beide armen (te paard de overeenkomstige beweging alleen van den rechterarm).
Ontbieden van ondercommandanten: rechterhand op re. schouder, daarna herhaaldelijk re. arm omhoog strekken.