Handboek voor den soldaat (KMA Breda)
(1937)–Anoniem Handboek voor den soldaat– Auteursrecht onbekend
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk X. Gasbescherming.Algemeen.In den oorlog 1914-1918 hebben de wederzijdsche oorlogvoerenden gebruik gemaakt van chemische strijdmiddelen (strijdgassen). Aangezien bij schending van de getroffen internationale overeenkomsten het gebruik dier strijdmiddelen in den oorlog mogelijk zal blijven, is het noodzakelijk, om maatregelen voor te bereiden, om de troepen te beschermen tegenover een toepassing dezer strijdmiddelen. Onder strijdgassen verstaat men die chemische verbindingen of mengsels van chemische verbindingen, welke, hetzij als gas, damp, vloeistof of vaste stof, hetzij als wolken van uiterst kleine vloeistofdruppeltjes of vaste deeltjes (nevel, rook), reeds in zeer kleine hoeveelheden op het menschelijk organisme een schadelijke werking uitoefenen en die in aanmerking komen, om te worden gebruikt tot het buiten gevecht stellen van menschen en dieren. Naar hun voornaamste inwerking op het lichaam verdeelt men de strijdgassen in: vergiftige (blauwzuur), verstikkende (chloor), prikkelende (tranenverwekkend en niezenverwekkend) en blaartrekkende (mosterdgas) gassen. De meeste strijdgassen onderscheiden zich door een bepaalden geur, van welke eigenschap men gebruik maakt om hun aanwezigheid op het gevechtsveld vast te stellen. Tegenover niet of onvoldoend beschermde troepen of in geval van verrassingen is de moreele uitwerking van strijdgassen dikwijls zeer groot; belangrijke verliezen kunnen op deze wijze worden toegebracht, terwijl mede gewichtige tactische voordeelen kunnen worden bereikt. Beschikken de troepen echter over behoorlijke afweermiddelen, is de verdere bescherming tegen gasgevaar goed georganiseerd, en staan zij onder strenge gastucht, dan kunnen de gevolgen van gasaanvallen in sterke mate worden beperkt. De bataljons infanterie en wielrijders, de regimenten huzaren en de afdeelingen artillerie beschikken over een gasofficier, aan wien, zoo noodig, een onderofficier als gasonderofficier wordt toegevoegd. Elke compagnie infanterie, elk eskadron en elke batterij beschikt over 2 à 3 gasverkenners. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||
Gasaanvallen.Men onderscheidt:
| |||||||||||||||||||||||||||
Bescherming.De individueele bescherming wordt verkregen door het gebruik van beschermingsmiddelen en de toepassing van beschermingsmaatregelen door ieder man voor zich. Hiertoe behooren:
Het gasmasker bestaat uit:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
Het passen van gasmaskers.Het is van het hoogste belang: dat aan den gebruiker een goed passend gasmasker wordt uitgereikt; het passen geschiedt zoo mogelijk door den gasofficier. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||
In het oorlogszakboekje moet de maat van het gasmasker worden aangeteekend. Er bestaan 3 maten n.l. 3, 5 en 7. Het nummer staat op het gelaatstuk. Het gasmasker mag eerst dan voor een gebruiker worden bestemd, indien in de gaskamer is gebleken, dat het inderdaad gasdicht afsluit. | |||||||||||||||||||||||||||
Draagwijze van gasmaskers.Het gasmasker wordt gedragen:
| |||||||||||||||||||||||||||
Het op- en afzetten van het gasmasker.Het opzetten geschiedt als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||
Het afzetten heeft plaats als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||
Het onderhoud.Gasmaskers moeten steeds met de grootst mogelijke omzichtigheid en zorg worden behandeld. Dit heeft vooral betrekking op ventielen en helderzichtplaatjes, omdat deze de teerste onderdeelen van het gasmasker zijn. Daar de draagzak het gasmasker tegen regen, stof en vuil beschermt, moet dit alleen, wanneer het noodzakelijk is, uit den draagzak worden genomen. Een ruwe behandeling van de vullingbus veroorzaakt verpoedering van de zich daarin bevindende vulstoffen, hetgeen bij het gebruik bezwaren ten gevolge zou kunnen hebben. Vóór het opbergen van het gasmasker moeten de binnenkant van het gelaatstuk, het uitlaatventiel en de beschermhuls van den ventielkoker worden gereinigd. Het reinigen van den binnenkant van het gelaatstuk kan zonder bezwaar met water geschieden (natte spons of doek), waartoe eventueel aangebrachte helderzichtplaatjes tevoren moeten worden verwijderd. De geprepareerde zijde van helderzichtplaatjes mag nooit worden aangeraakt en moet zooveel mogelijk tegen vocht worden beschut. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||
Indien, in plaats van helderzichtplaatjes, brillenzalf wordt toegepast, worden de oogglazen na gebruik gereinigd en met een kleine hoeveelheid brillenzalf bestreken, welke daarna wordt uitgewreven met een schoon zacht zeemleeren of flanellen lapje. Het uitlaatventiel moet voorzichtig worden schoongemaakt. Nimmer mag men zand of vuil uit het ventiel trachten te verwijderen, door de vingers of eenig voorwerp daarin te steken. De beschermhuls van den ventielkoker moet - z.m. met water - goed gereinigd worden. Het inwendige van den ventielkoker moet van tijd tot tijd met water worden schoongespoeld, waartoe men de vullingbus afkoppelt en water door het mondstuk en de slang laat stroomen. Voordat de vullingbus weer aangekoppeld wordt, laat men de slang goed uitdruipen. Ten slotte wordt het gasmasker buiten de zon en bij voorkeur in den wind gedroogd. | |||||||||||||||||||||||||||
Het opbergen.Nadat het gasmasker is schoongemaakt, geschiedt het opbergen als volgt: Men vouwt het gelaatstuk dicht, de banden er binnen in, de ventielkoker er aan de zijde van het lichaam tegenaan, pakt het met de rechterhand vast en brengt het met de oogglazen van de vullingbus afgekeerd en met het mondstuk omlaag, zoo diep mogelijk in den draagzak, welke met de linkerhand wordt vastgehouden. (Voor beredenen wordt het schoonmaken en opbergen vergemakkelijkt door den draagzak tijdelijk een weinig naar voren te brengen). Alleen voor onberedenen en wielrijders: Vervolgens steekt men den linkerarm weer door den draagband brengt den draagzak weer op de heup en steekt den veerenden haak van den koppelband weer op den koppel. Tenslotte wordt het geweer (bij beredenen z.n. de karabijn) in de oorspronkelijke houding teruggebracht. Na terugkeer in de kazerne (het kwartier) wordt de vullingbus uit den draagzak genomen met een kurk afgesloten en afzonderlijk opgeborgen. Het gelaatstuk en de slang blijven in den draagzak en wel zoodanig, dat zij zoo weinig mogelijk gevouwen zijn, waartoe de banden voor bevestiging van de vullingbus van de drukknoopen worden losgemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||
Wenken voor het geval, dat het gasmasker onder een gasaanval onklaar mocht worden.Zoodra blijkt, dat het gasmasker gas doorlaat, houdt men den adem in, onderzoekt of het gasmasker soms verschoven is en brengt het - zoo zulks het geval is - weer op de juiste plaats. Blijft er dan nog gas binnendringen, dan is òf de vullingbus uitgewerkt òf een lek aanwezig. Indien men mag aannemen, dat de vullingbus is uitgewerkt, neemt men een nieuwe, klemt deze onder den linkerarm en neemt de uitgewerkte vullingbus uit den draagzak en in de linkerhand. Terwijl men den adem blijft inhouden, slaat men met de rechterhand den beugel van het beugelkoppelstuk omhoog, laat de uitgewerkte vullingbus op den grond vallen en plaatst het beugelkoppelstuk op de nieuwe vullingbus, waarna de beugel weer wordt neergeslagen. Wanneer in de vullingbus een gat is gekomen, houdt men dat dicht door het opleggen van een vinger, ofwel men bindt er een samengevouwen zakdoek omheen. Met een eind touw, schoenveter. ranselriem e.d. kan de zakdoek op zijn plaats worden gehouden. Nadat de doek om de bus is gewikkeld, maakt men hem vochtig. Bij gebrek aan een zakdoek is een beenwindsel te gebruiken, alsook, indien beschikbaar, stopverf, klei of pek. Is de slang lek geschoten, dan wordt het vernielde gedeelte ervan afgesneden en het onbeschadigde gedeelte gebruikt, om de verbinding weder tot stand te brengen; hierbij moet het afgesneden eind stevig op de correspondeerende aansluittulle worden gewurgd met behulp van een stuk touw. Is de slang over een zóó groot gedeelte van haar lengte vernield, dat vorenbedoelde herstelling niet meer mogelijk is, dan maakt men het beugelkoppelstuk los, verwijdert de inlaatventielschijf (omdat ook de uitgeademde lucht nu door de vullingbus moet ontwijken), brengt het beugelkoppelstuk weer aan en neemt het nog daaraan zittende stukje slang in den mond.Ga naar voetnoot1) Het verwijderen van de inlaatventielschijf is bij gasmasker F niet noodig, indien de ventielkoker en de onderslang nog intact zijn; men neemt dan de uitmonding van den ventielkoker in den mond en ademt door het uitlaatventiel uit. Is het gelaatstuk gescheurd of doorboord, dan drukt men de scheur of het gat vast tegen het gelaat. Kleine scheuren kan men met pleisters aan beide kanten beplakken, hetgeen natuurlijk alleen | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||
mogelijk is, wanneer men het gasmasker tijdelijk kan afzetten. Is een oogglas zoodanig gebroken, dat het niet meer gasdicht afsluit, dan verwijdert men snel de resten en drukt een tot een prop gemaakten doek in de vensterruimte. Bij het gasmasker F vervangt men daarna zoo spoedig doenlijk het oogglas door een nieuw, of - zoo dit tijdelijk niet beschikbaar is - door een zuiver rond geknipte dikke kartonnen schijf. Om dichtvriezen van het uitlaatventiel te voorkomen, moet men het - bij vriezend weer - inwendig met enkele druppels glycerine bevochtigen. Is het ventiel desniettegenstaande toch bevroren, dan moet men door voorzichtig wrijven tusschen duim en wijsvinger trachten het weder gangbaar te maken. Bij de maskers F kan het bevriezen ook worden tegengegaan, door den ventielkoker onder den overslag van de overjas te knoopen. | |||||||||||||||||||||||||||
Oefeningen met gasmaskers.De man moet met het volgende rekening houden:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||
Beschermende overkleeding.Voor afdoende beschutting van het lichaam tegen inwerking van blaartrekkende strijdgassen wordt door gasofficieren, gasonderofficieren, ontsmettingsploegen en personeel van den geneeskundigen dienst beschermende overkleeding gedragen, welke voor geruimen tijd ondoordringbaar is voor bedoelde gassen. Wordt niet over beschermende kleeding of kleedingstukken beschikt, dan worden de zolen, alsmede het bovenleder en de naden van schoenen of laarzen met paraffine of stearine, houtteer of vet bestreken, om althans de voeten bij doorschrijding van besmet terrein zooveel mogelijk tegen besmetting te beschutten. | |||||||||||||||||||||||||||
Voorzorgsmaatregelen bij het doorschrijden van met blaartrekkende gassen besmet terrein.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
Maatregelen tijdens een gasaanval.Tijdens een gasaanval mag het gasmasker niet worden afgezet, tenzij men zich bevindt in een gasvrije schuilplaats; in elk geval blijft het masker gedurende den aanval in alarmstelling. Niemand mag een schuilplaats verlaten of binnengaan dan op last of met toestemming van den commandant van het onderdeel, dat zich in de schuilplaats bevindt. Ook bij verwond raken, gasmasker ophouden. | |||||||||||||||||||||||||||
Maatregelen nà een gasaanval.Na een gasaanval met andere dan blaartrekkende strijdgassen worden de wapenen schoongemaakt en daarna opnieuw ingevet of (en) ingeolied. Levensmiddelen en tabak, welke aan gas zijn blootgesteld geweest, moeten worden begraven of verbrand. Water, dat met strijdgassen in aanraking is geweest, mag niet als drinkwater worden gebruikt. Kleeding en dekens worden gelucht en geklopt. Strijdgassen worden uit de loopgraven verdreven met behulp van schepzwaaiers of door het zwaaien met doeken. Het ontsmetten van met blaartrekkende gassen besmet terrein geschiedt door ontsmettingsploegen. Tijdens de onsmetting moet het gasmasker in beschermingsstelling worden gedragen. Na de ontsmetting moeten de manschappen, die dit werk hebben verricht, de gebruikte gereedschappen en vervoermiddelen en vervolgens hun kleeding ontsmetten; ten slotte zich zelf wasschen met warm water en zeep. Het ontsmetten van wapenen, munitie, instrumenten, metalen en houten voorwerpen, touwwerk, enz., geschiedt door de daarop waarneembare vuile vlekken met behulp van schraphoutjes of lappen te verwijderen; houtjes en lappen daarna begraven. Vervolgens worden de besmette voorwerpen met chloorkalk bestreken, hetwelk nà twee uur wordt verwijderd. Het gasmasker wordt gedurende 2 à 3 uur flink gelucht, waarbij het beschut moet zijn tegen zon en regen. Indien het masker door blaartrekkende strijdgassen in vloeibaren toestand is besmet, moet | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||
dit zoo spoedig mogelijk ter ontsmetting achterwaarts worden gevoerd. Besmette voertuigen, bruggen, enz. moeten met water worden afgespoeld, daarna met chloorkalk bestrooid. Wanden van loopgraven worden afgestoken, of, indien zij bekleed zijn, herhaalde malen behandeld met chloorkalk. Men wassche zich niet met water uit granaattrechters of kuilen. | |||||||||||||||||||||||||||
Bescherming van dieren.Paarden dragen een paardengasmasker; in de eerste plaats den neus beschermen. De oogen zijn weinig gevoelig voor tranenverwekkende, meer voor blaartrekkende strijdgassen. Zijn geen paarden-gasmaskers voorhanden, dan gebruik maken van den mondzak, nadat deze ruim is gevuld met vochtig gemaakt hooi of gras, vooraf besprenkeld met creoline-oplossing. Berichthonden. Daar honden reeds bij eenige inspanning den bek openen, is bescherming tegen strijdgassen uiterst moeilijk. Teneinde de onderbeenen te beschutten, moet gebruik worden gemaakt van beschermende schoenen, terwijl tegen bespatting van den buik een beschermende buikbekleeding moet worden toegepast. Postduiven. Wanneer er voor postduiven gasgevaar bestaat, wordt gebruik gemaakt van een gaskast. Is deze niet aanwezig dan moet men de manden omwikkelen met vochtige doeken of dekens, gedrenkt in neutraliseerende stoffen. |
|