Colloquium Neerlandicum 15 (2003)
(2003)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNeerlandistiek de grenzen voorbij. Handelingen Vijftiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 515]
| ||||||||||||
Deskundigheidsbevordering in de literaire vertaling
| ||||||||||||
[pagina 516]
| ||||||||||||
Nederlandse en Belgische schrijvers’ en van een ‘opleving’ (1993, 783), Snel Trampus spreekt eveneens van een ‘opleving’ en maakt gewag van een ‘vertaalhausse’ (1996, 186), Mori Leemhuis (1995) bevestigt dat sinds 1993 de situatie ‘totaal veranderd’ schijnt te zijn en dat het aantal uitgekomen vertalingen inderdaad in een stroomversnelling is gekomen, maar Dingenouts stelt in 2002 dat de Nederlandstalige literatuur in Italië ‘nog niet doorgebroken’ is (154). Nu is het inderdaad zo dat een stijging van het aantal vertaalde en gepubliceerde werken niet automatisch neerkomt op verhoogd succes. Dat de grote doorbraak nog niet echt voor de deur staat, kan worden opgemaakt uit de recensies die de Italiaanse pers aan onze literatuur wijdt. Zo rapporteert Mori Leemhuis op grond van een aantal andere bijdragen die begin jaren negentig zijn verschenen over de receptie van Nederlandstalige literatuur in Italië - onder meer van Gianfranco Groppo, Giorgio Faggin en Riccardo Rizza - dat deze ‘eenstemmig’ constateren dat ‘in het beeld dat men in Italië heeft van de Nederlandse cultuur’ de literatuur niet thuishoort: er is een ‘volkomen onwetendheid’ met betrekking tot de letterkunde en ‘zelfs de belangrijkste namen onder de Nederlandse schrijvers zijn bij ons onbekend’ (1995, 60). Een en ander vindt bevestiging in de talrijke artikelen die rondom de boekenbeurs van Turijn in 2001 in de Italiaanse pers zijn verschenen. Daar stuit de lezer menigmaal op zinnen in de trant van: ‘het land dat schilders als Rembrandt, Vermeer en Van Gogh heeft voortgebracht, is literair gesproken nog een grote onbekende in Italië’. Maar zoals gezegd, op het vertaalfront is er inmiddels toch wel veel gaande: sinds enkele jaren is men bezig een tamelijk brede onderstroom van Nederlandstalige auteurs uit te geven, in een poging het aanstormend talent, gli emergenti, in het kielzog van geconsacreerde auteurs, i mostri sacri, te lanceren. Een goede receptie van een literair werk in vertaling hangt af van een reeks onderling verbonden factoren en is dus niet primair een kwestie van inherent lagere of hogere kwaliteit (zie Vanderauwera 1985, 209). Vandaar dat tekstgeoriënteerde benaderingen steeds tekort schieten om een succesvolle receptie te verklaren: ‘alleen onderzoek van het hele literaire systeem, met de instituties die er omheen zitten’ kunnen een verklaring opleveren, aldus Musschoot (2002, 54). Alvorens in te gaan op een reeks vertaalkundige aspecten die, indien gerationaliseerd en gebaseerd op goede praktijken, de deskundigheid in het literair vertaalbedrijf kunnen verhogen, wil ik een blik werpen op kwesties die gerelateerd zijn aan de uitgeverij en | ||||||||||||
[pagina 517]
| ||||||||||||
de literaire kritiek. Vanwege ruimtegebrek wordt dit niet meer dan een summiere opsomming. | ||||||||||||
2. Uitgeverij en literaire kritiekEssentieel is de kenze van uitgeverij, met het oog op promotie- en distributiemogelijkheden (zie onder meer het bekende artikel van Anbeek uit 1996; zie voorts Gellings 1998 voor de Franse markt, Vanderauwera 1985 voor de Engelstalige markt, Van Leeuwen 1993 en Snel Trampus 1996 voor de Italiaanse markt). De maatstaven voor uitgave vormen eveneens een factor van betekenis: satatus van het werk in het thuisland en derde landen, aantal bekende talen waarin het vertaald is, verkoopcijfers en het aantal oplagen buiten Nederland en Vlaanderen, internationale prijzen en bekroningen, onderlinge contacten van de uitgeverijen, de persoonlijke voorkeur van de uitgever. Dit laatste is voor de Milanese uitgeverij Iperborea, die naam heeft gemaakt als wegbereider van de Nederlandstalige literatuur in Italië, de doorslaggevende factor. Bij promotieacties speelt de vraag of het beter is op de kwantiteit dan wel op de kwaliteit te mikken: de kwantiteit wordt onder meer in de hand gewerkt door subsidieregelingen zoals het Productiefonds die toepast, die kennen echter ook negatieve kanten.Ga naar voetnoot2 Een van de hoekstenen van promotieacties is het verzorgen van een optimale begeleiding voor een werk. Voorts is er het belang van literaire prijzen en publiekspresentaties, maar dat is vooral sinds het succesverhaal van Cees Nooteboom in het buitenland, een open deur. Een andere factor van betekenis is de literaire kritiek, die een onontbeerlijke schakel vormt in de toegang tot het publiek. In Italië ontbreekt vooralsnog een gevestigde literaire kritiek van de moderne Nederlandstalige fictie en er is zelfs geen sprake van een duidelijke visie op onze letteren, met het gevolg dat er in recensies maar al te vaak wordt teruggegrepen op stereotiepe uitspraken. | ||||||||||||
[pagina 518]
| ||||||||||||
Tot slot neemt de thematiek van het werk een fundamentele plaats in. De vraag welk thema geschikt lean zijn voor een Italiaanstalig publiek, kan tussen twee uiterste polen geplaatst worden: snijdt het meer hout raakvlakken te zoeken met de smaak van het Italiaanse taalgebied, of moet een specifiek imago van onze letteren op de Italiaanse cultuur geprojecteerd worden? Anders gezegd, verdient een doelcultuurgerichte aanpak of een broncultuurgerichte aanpak de voorkeur? Het ligt voor de hand dat het aanbieden van werken die inspelen op het verwachtingspatroon van de doeltaallezers de gemakkelijkste weg is: lezers zoeken nu eenmaal naar identificatie met de eigen situatie, naar herkenning, affiniteit. Daarnaast is er nog een derde weg, die van de internationale thematieken, zoals de Tweede Wereldoorlog, de bezetting en de jodenvervolging, die van oudsher kunnen rekenen op interesse van het Italiaanse publiek.Ga naar voetnoot3 Een grondige bestudering van bovengenoemde aspecten kan genoeg materiaal opleveren voor een strategisch beleid inzake vertaling en promotie van Nederlandstalig literair werk in Italië. Maar daarnaast zijn er kwesties die verband houden met de vertaalkundige dimensie. Alvorens een paar belangrijke vertaalkundige aspecten onder de loep te nemen, zal ik terloops ingaan op twee praktische aspecten van literaire vertaling, waarbij ik noodgedwongen andere praktische beschouwingen achterwege laat. | ||||||||||||
3. Relatie auteur - vertalerSommige vertalers hechten sterk aan persoonlijke contacten met ‘hun’ auteur, anderen hebben daar geen boodschap aan. Persoonlijke contacten kunnen van groot nut zijn, want een auteur kan heel wat assistentie bieden bij interpretatie- en andere problemen, zoals blijkt uit de activiteiten die Umberto Eco en Claudio Magris voor hun vertalersclub ontplooien. In dit verband biedt het nieuwste essay van Eco, Dire quasi la stessa cosa, interessante lectuur. Daarin wordt niet alieen een groot aantal vertaalproblemen besproken waar de auteur zelf mee geconfronteerd werd als literair vertaler, maar ook wordt erin beschreven wat voor medewerking de vertalers van | ||||||||||||
[pagina 519]
| ||||||||||||
hem krijgen.Ga naar voetnoot4 Maar het mes snijdt ook hier aan twee kanten. Persoonlijke vriendschap kan leiden tot overmatige protectie, een onaantastbare positie voor de ‘officiële’ vertaler, waardoor jong vertaaltalent geen voet tussen de deur van de uitgeverij kan krijgen. Een tweede aspect dat naar voren dient te worden gebracht is het verschijnsel van relay-vertaling. In de wereld van conferentietolken is dit een gangbaar verschijnsel: het houdt in dat men het aantal talencombinaties beperkt door gebruik te maken van meer evidente combinaties, met het gevolg dat kleinere talen meestal via een grote taal vertaald worden. Ook in de literaire wereld is relay-vertaling een wijdverbreid verschijnsel. Zo werden in Italië tot niet zo lang geleden Scandinavische en Russische auteurs vertaald vanuit reeds bestaande vertalingen in het Frans en het Duits. Aan relay-vertaling kleven uiteraard verschillende bezwaren. Bijvoorbeeld, in relay-teksten wordt nog meer dan in een rechtstreekse vertaling genormaliseerd en geneutraliseerd, de fouten van de eerste vertaler worden vaak argeloos meegenomen en vooral is er sprake van een onvolledige cominunicatieketen: de zender van de tekst is niet meer de oorspronkelijke auteur, waardoor feedback met de auteur praktisch wordt uitgesloten (Dollerup 1998, 23). Maar zelfs een rechtstreekse vertaling heeft het niet altijd gemakkelijk als er een kleinere taal in het spel is. Als uitgevers de vreemde taal niet kennen, is dikwijls hun voornaamste zorg dat de vertaling vlot wegleest, zoals Munday uit interviews met uitgevers heeft afgeleid(2001, 154). | ||||||||||||
4. De vertaalkundige dimensieTijdens het vertalen van literaire teksten doen zich allerlei technische problemen voor die een rationele aanpak kunnen krijgen. Een deskundigheidsbevordering in de literaire vertaling moet naar mijn gevoel vooral gebaseerd worden op het aanleggen van beste praktijken, die een voorbeeldfunctie kunnen vervullen voor toekomstig vertaalwerk. Deze beste prak- | ||||||||||||
[pagina 520]
| ||||||||||||
tijken, die in feite neerkomen op optimale probleemoplossingen, kunnen worden opgespoord door de vertaalkunde, die immers onder meer de vertaalpraktijk analyseert en daar generaliseringen aan verbindt. Relaties tussen de vertaalpraktijk en de vertaalwetenschap zijn dan ook uiterst zinvol: de bevindingen die uit het wetenschappelijk veld komen, kunnen van groot nut zijn voor de vertaler, voor het verwerven van betere inzichten en snellere probleemoplossingen, voor rationalisering van zijn knowhow en het vinden van de juiste instrumenten.Ga naar voetnoot5 | ||||||||||||
4.1 Vertaling van titelsTitels kunnen diverse functies vervullen. Die functie kan overwegend referentieel zijn, maar kan ook esthetisch zijn. Andere keren is het de voornaamste bedoeling van de titel de aandacht van het publiek te trekken. Vaak wordt de titel woordelijk weergegeven in de vertaling. Ter illustratie doe ik een kleine greep uit de vertaling van Nederlandstalig proza in het Italiaans:
In menig geval beslist de uitgever zelf over de titel, soms in overleg met de uitgeverij van de brontekst en/of met de auteur. In ieder geval is de titel een | ||||||||||||
[pagina 521]
| ||||||||||||
belangrijk onderwerp van negotiatie. Brontekst en doeltekst hebben nu eenmaal andere behoeften, waardoor uitgeverijen andere eisen kunnen stellen aan de titel van een werk. Als een auteur beroemd is in eigen land maar in het gastland nog onbekend, heeft de buitenlandse uitgeverij meer behoefte aan een pakkende titel bij de lancering van een nieuw werk van deze auteur. Ook bezitten de lezers van het thuisland doorgaans informatie over de auteur die buitenlandse lezers moeten ontberen. Geen wonder dus dat de combinatie titel + auteursnaam goed overdacht wordt (zie Nord 1994, 64). Bovendien heeft iedere taal haar eigen conventies en typologische kenmerken, wat vaak tot uiting komt in de betiteling. Zo is uit een empirische analyse van pakweg 1.600 Duitse en 1.800 Engelse titels gebleken dat zins- en werkwoordpatronen veel meer voorkomen in Engelse dan in Duitse fictie (Nord 1994, 64). Een titel kan op verschillende manieren gewijzigd of veranderd worden in de vertaling. Hieronder worden een paar typische procedures geschetst.
| ||||||||||||
[pagina 522]
| ||||||||||||
| ||||||||||||
4.2 Codewisseling en taalvermengingHet Nederlands is erg vertrouwd met de grote buurtalen. Zo lijken auteurs als Mulisch en Nooteboom patent te hebben op dialogen en beschrijvingen met anderstalige elementen, terwijl Hugo Claus een schitterende taalvermenging hanteert in Het verdriet van België. De brandende vraag voor de vertaler bij wat naar mijn gevoel één van de grootste algemene problemen in de literaire vertaling Nederlands-Italiaans, is: hoe moeten die anderstalige uitingen aangepakt worden voor een Italiaanstalig publiek? In het algemeen neigt het Italiaans minder tot dat soort codewisseling, doordat het niet zo vertrouwd is met vreemde talen, doordat het amper koloniale tradities heeft gekend en misschien ook meer in een zekere vorm van culturele autarchie heeft geleefd. Waar het Italiaans wel toe neigt - en van taalhistorisch oogpunt bezien is dat weinig verwonderlijk - is een vorm van interne codewisseling, dat wil zeggen Italiaanse fictie maakt veel gebruik van dialectvormen. Een sprekend voorbeeld is een auteur als Claudio Magris. Ook in de Vlaamse letteren wordt meer dialect gehanteerd. Dit soort vertaalproblemen kan tot op zekere hoogte gegeneraliseerd worden. Er kunnen oplossingen voor aangedragen worden die een accepta- | ||||||||||||
[pagina 523]
| ||||||||||||
bel compromis vormen en als basis kunnen dienen voor verdere vertaalpraktijk. Met name kan de vertaler, bij dit probleem zoals bij andere algemene vertaalkwesties: (i) kijken hoe de anderen het doen, vooral meestervertalers, de auteurs van de doeltaalcultuur, of ook vertalende auteurs; (ii) zich afvragen wat de functie van de taalomschakeling is; (iii) nagaan in hoeverre anderstalige constructies als leenelementen ingelast kunnen worden in de doeltekst; (iv) nagaan in hoeverre explicatief moet worden opgetreden door invoeging van voetnoten of verduidelijkende glossen. Criteria die bij het lenen van anderstalige elementen meegewogen moeten worden, zijn met name: de vertrouwdheid van de doelcultuur met een bepaalde taal en de invoegbaarheid van losse elementen. Bijwoorden bijvoorbeeld zijn redelijk invoegbaar, omdat ze een zekere intrinsieke mobiliteit in de zin hebben. Werkwoorden zijn lastiger inpasbaar, omdat ze aan flexie onderhevig zijn en tevens nogal gebonden aan specifieke posities in de zin. | ||||||||||||
Goede en minder goede praktijkenAfkijken bij anderen is een verdienstelijke strategie: zelfs de beste schilders kopiëren immers. Op zoek naar goede voorbeelden heb ik: (i) gekeken naar een Italiaanse auteur die met dat bijltje heeft gehakt; (ii) de vertalingen van drie meesterwerken onder de loep genomen, respectievelijk Rituelen van Nooteboom, De aanslag van Mulisch en Het verdriet van België van Claus; (iii) een blik geworpen op de Franse vertaling van Het verstoorde leven. Dagboeken van Etty Hillesum 1941-1943, dat een sterke vermenging met Duitse taalelementen presenteert. Voorts is het voornoemde essay van Eco een nuttige bron van informatie gebleken. In de Italiaanse literatuur biedt het oeuvre van Primo Levi talrijke voorbeelden van invoeging van Duitse woorden en stukken dialoog. Een blik op twee werken van Levi, La tregua en Se questo è un uomo, leert ons dat de auteur de Duitse woorden en woordgroepen vaak gepaard laat gaan met een volledige of gedeeltelijke Italiaanse vertaling, die ervoor dan wel erachter of tussen haakjes wordt toegevoegd, in ieder geval binnen de zin zelf. Andere keren geeft de auteur stukken dialoog in het Italiaans, met toevoegingen als: ‘zei hij in het Duits’. Ook wordt de informatie in de zin vaak zo subtiel gemanipuleerd, dat de context informatie aanreikt over de | ||||||||||||
[pagina 524]
| ||||||||||||
betekenis van de leenelementen, waardoor het bevreemdend effect op de lezer wordt afgezwakt. Interessant is te zien hoe Philippe Noble in zijn vertaling van Het verstoorde leven van Etty Hillesum (Une vie bouleversée. Journal 1941-1943) de anderstalige fragmenten verwerkt. Grofweg zijn er twee technieken toegepast. Losse woorden worden vaak genormaliseerd in de vertaling, dus behandeld alsof ze niet anderstalig zijn. Langere Duitse passages worden genormaliseerd maar in cursief gezet, en de eerste keer dat dat geschiedt volgt er een voetnoot met de toelichting: ‘Deze tekst verscheen in het origineel in het Duits; dat geldt hierna voor alle cursief opgenomen passages - tenzij anders vermeld’.Ga naar voetnoot8Ga naar voetnoot9 Als we thans bekijken hoe de vertalers van Nooteboom, Claus en Mulisch zich hebben gered uit de talloze gevallen van taalomschakeling, kunnen we constateren dat de gehanteerde strategieën sterk uiteenlopen. In de vertaling van Rituelen (Rituali) zijn de passages in het Duits volledig genegeerd, wat vooral een gemis is in hoofdstuk 14, deel II, dat een prachtige Duits-Nederlandse dialoog bevat. Naar het zich laat aanzien heeft vertaler Fulvio Ferrari alleen Franse en Latijnse leenwoorden en constructies gehandhaafd. Anders gezegd, hij heeft de tekst sterk genormaliseerd en slechts die anderstalige elementen getolereerd die verwant zijn met de Italiaanse doeltaal en dus transparant genoeg voor de lezer. De vertaling van Het verdriet van België (La sofferenza del Belgio) toont een meer gedoseerde verwerking van anderstalige elementen, in die zin dat vertaler Giancarlo Errico diverse strategieën hanteert. Bij een auteur als Claus die zoveel jongleert met taal, moest de vertaler trouwens wel alle zeilen bijzetten. Van de in de tekst aanwezige Duitstalige elementen heeft de vertaler sommige woorden genormaliseerd, andere geleend, andere keren laat hij de geleende passage vergezeld gaan van een voetnoot, en soms ook worden zinnen in dialogen gevolgd door een: ‘becommentarieerde hij/zei hij in het Duits’. Franse woorden en zinsneden worden met meer regelmaat geleend, maar ze gaan erg vaak vergezeld van een uitleg in de vorm van een voetnoot. Hier en daar is er zelfs een Nederlands leenwoord te bespeuren, zoals in: ‘ascolta quando parlo Godverdomme’ (405). | ||||||||||||
[pagina 525]
| ||||||||||||
Voor de Italiaanse vertaling van De aanslag (L'attentato) waren de vele passages in het Duits wellicht het grootste struikelblok. Alle Duitse woorden en zinnen zijn in de vertaling systematisch geleend en telkens heeft vertaler Gianfranco Groppo voetnoten toegevoegd met de verklaring in het Italiaans. Het resultaat is een overdosering aan voetnoten, ook omdat deze tegelijkertijd en in overvloedige mate worden ingezet voor explicatie van sociaalculturele termen en zelfs voor verklaring van intertekstuele verwijzingen. | ||||||||||||
Nut en onnut van voetnotenWat is het bezwaar van voetnoten? Het voornaamste nadeel is dat ze de leesstroom onderbreken en een soort estafette creëren tussen de stem van de verteller en die van de vertaler. Weliswaar signaleren de noten in gevallen van codewisseling dat het origineel een ‘meerwaarde’ heeft vanwege het gebruik van een andere taal, maar ze herinneren de doeltaallezers er ook aan dat zij een vertaalde tekst lezen en confronteren hen met de aanwezigheid van een andere stem, die door de vertellersstem heen breekt, zoals Hermans (1996, 32) stelt. Voetnoten doorbreken dus het vertelframe: de lezer heeft normaliter slechts een sluimerend besef dat hij een vertaling leest, maar de noten, om nu even met Dorrestein (2001, 156) te spreken, stompen de lezer onverwijld wakker uit de fictionele droom. Als die noten dan ook nog veelvuldig voor andere doeleinden worden ingezet, werkt dat hoogst verwarrend op de lezer. Daar komt nog bij dat het niet de bedoeling is dat een vertaler uitvoerige verklaringen aan zijn leespubliek verschaft, omdat hij dan ongenood de plaats inneemt van de auteur (Eco 2003, 108). Kortom, rationalisering van de voetnoten is geboden.Ga naar voetnoot10 | ||||||||||||
[pagina 526]
| ||||||||||||
Vertaling van dialectIn Vlaamse fictie treft men veel regionaal gemarkeerd taalgebruik aan. Een fraai voorbeeld is natuurlijk Het verdriet van België. Het Nederlands proza presenteert doorgaans weinig dialectgebruik, maar een mooi specimen van Brabants dialect krijgt de lezer in Rituelen voorgeschoteld. Regionaal taalgebruik is een notoir vertaalprobleem. Dialect met een ander dialect weergeven is veelal uit den boze: omdat de lezer erdoor in een andere realiteit wordt geplaatst, omdat het vaak lachwekkend overkomt, omdat er veel risico's van incongruenties aan vastzitten. Afgezien van bepaalde uitzonderingen roepen dialectwoorden immers een concrete, regiogebonden omgeving op die niet strookt met de doeltaalcultuur: door de plotselinge verschijning van die dialectvormen wordt de aandacht van de lezer van de inhoud afgeleid en op het - misplaatste - taalgebruik gericht (zie onder andere Albrecht 1998, 99). Hoe kan de vertaler dan te werk gaan? In de eerste plaats moet uitgemaakt worden wat de functie van het gebruikte dialect is. Vaak is dat een sociolectische functie, wat erop neerkomt dat de betreffende tekstuitingen een informeel karakter dragen. Daarnaast kunnen dialectuitingen het verhaal een suggestieve kracht geven, of ze sorteren, zoals Claudio Magris (in Scarpa en Ross 1996, 116) zegt, een vervreemdend effect. Als bepaald is welke functie het dialect in een bepaald werk heeft, kan de vertaler trachten het beoogde effect na te bootsen met andere middelen. Zo kan het informele karakter van de tekst in de vertaling weergegeven worden door middel van populaire taaluitingen of opzettelijke grammaticale misstappen. Zoals Dorrestein suggereert in Het geheim van de schrijver: om te kennen te geven dat een personage plat of slecht Nederlands spreekt, is het niet raadzaam fonetisch gespelde monologen te hanteren, maar wel kan een enkele grammaticale dwaling ingelast worden, zoals: ‘Niemand vertelt mij nooit niks’ (2001, 161). Bij taalonbeholpenheden in het Italiaans kan gedacht worden aan foutieve conjunctiefvormen of het gebruik van de indicatief in plaats van de conjunctief, syntactische dislocaties en andere manipulates van de zinsbouw, gebruik van affectief-clitische elementen, overextensie van het voegwoord che, een zekere dosering van partikelwerkwoorden (zie Ross 2000, 46). Dit zijn allemaal taalmiddelen die de tekst een informele lading geven. Een aantal welgekozen elementen en een goede timing daarvoor: zo | ||||||||||||
[pagina 527]
| ||||||||||||
kan het sociolectisch karakter van de uitgangstekst met nieuwe middelen opnieuw gecreëerd worden. Een andere mogelijkheid is dat de vertaler aangeeft dat in de oorspronkelijke tekst dialect wordt gebruikt, door glossen toe te voegen in de trant van ‘zei ze met een sterk Brabants accent’. In de vertaling van Rituelen zijn de paar zinnen in Brabants dialect die in de tekst voorkomen, volledig genormaliseerd - zoals met praktisch alle codewisseling is geschied - wat een verlies oplevert dat eerlijk gezegd meer binnen de perken gehouden had kunnen worden. Gelukkig heeft Nooteboom het zelf op een gegeven moment over ‘die verrukkelijke zachte g’ (81), adequaat vertaald met ‘incantevole accento meridionale’ (95), zodat de lezer toch enigszins in een stilzwijgende afspraak met de auteur terechtkomt dat het betrokken personage plat praat. Het verdriet van België was in dit verband een grotere uitdaging voor de vertaler. De taal die daar wordt gebezigd is naar verluidt een mengeling van regionale uitdrukkingen uit verschillende dialecten plus Noord-Nederlands. In de vertaling zijn daar weinig sporen van nagelaten, misschien ook omdat een aantal Zuid-Nederlandse elementen niet als zodanig zijn herkend en hun betekenissen zijn verward met Noord-Nederlandse betekenissen. De Italiaanse vertaling biedt dus in dit opzicht een sterk genormaliseerde tekst. De talrijke dialogen maken amper gebruik van informele vormen, de conjunctieven staan keurig in het gelid, de zinsbouw struikelt geen enkele keer, zelfs de krachttermen zijn afgezwakt, kortom, er is amper geput uit de Italiaanse spreek- of volkstaal. Toegegeven, het spel was moeilijk, maar de vertaler had wellicht wat meer inzicht in de spelregels kunnen tonen. | ||||||||||||
4.3 Sociaalculturele verwijzingenEen ander vlak waar de paratextuele interventie van de vertaler zich sterk doet voelen, is dat van de sociaalculturele verwijzingen. De herkenning van die verwijzingen vereist namelijk een ‘cultureel referentiekader’ (Hermans 1996, 34) dat het doeltaalpubliek niet bezit, waardoor de vertaler zich geroepen voelt in te grijpen. Voor de vertaling van sociaalculturele verwijzingen is er een scala aan mogelijkheden, waarvan de twee uiterste polen wisselende namen hebben in de vertaalkunde, zoals naturaliserend - exotiserend, domesticating - | ||||||||||||
[pagina 528]
| ||||||||||||
foreignizing, doeltaalgeoriënteerd - brontaalgeoriënteerd of, volgens de klassieke indeling van Sckleiermacher, ‘inburgerend - vervreemdend’. Naturaliseren komt neer op een zo volledig mogelijke inbedding in de gastcultuur, een adaptatie van cultuurspecifieke verwijzingen aan de doeltaalcultuur, wat ook opzettelijke sckrapping van exotische elementen kan inhouden. Een exotiserende vertaling daarentegen zorgt ervoor dat vreemde elementen behouden blijven, onder meer in de vorm van leenwoorden en leenvertalingen. De vertaler bemiddelt dus voortdurend tussen loutere dienstbaarheid aan de oorspronkelijke auteur of vriendelijke tegemoetkoming aan een lezerspubliek met stereotiepe verwachtingen (Van den Broeck 1992, 89).Ga naar voetnoot11 | ||||||||||||
Eigennamen en plaatsnamenEigennamen en plaatsnamen horen tot de meest directe voorbeelden van de basiskwesties die bij culturele transpositie spelen. De strategieën die de drie vertalers hebben gekozen ter verwerking van de culturele verschillen die in die namen besloten liggen, tonen dezelfde patronen als voorkeen is geconstateerd. De vertaler van Rituelen zadelt de Italiaanse lezer met nogal wat communicatieve stress op, doordat hij er kennelijk geen rekening mee houdt dat het culturele referentiekader en de presuppositionele achtergrond van het Italiaanse leespubliek heel anders zijn dan die van bet Nederlandstalig leespubliek. Net zoals bij de talrijke gevallen van codewisseling, ziet de vertaler ook in dit geval ervan af om uitleg in de vorm van apposities of paratextuele noten te verschaffen, een enkele uitzondering daargelaten. Bovendien worden verkorte namen als Nieuwezijds en Het Handelsblad gewoon gehandhaafd in de vertaling, wat niet wenselijk is, want volgens een algemene taalwet duiden verkorte taalvormen op vertrouwdheid van ket begrip bij de sprekers, en daar is in dit geval tock geen sprake van. De vertaling van Rituelen is in dit opzickt dus duidelijk exotiserend. Men kan dit ook opvatten als een uiting van loyaliteit aan de oorspronkelijke auteur. Maar dan zien we niet in waarom een luidruchtige openingszin als ‘de dag dat Inni Wintrop zelfmoord pleegde’ is vertaald als ‘Il giorno | ||||||||||||
[pagina 529]
| ||||||||||||
che Inni Wintrop cercò di suicidarsi’ ([...] ‘trachtte zelfmoord te plegen’), en de fraaie zin over de vermoorde Kennedy: ‘De jeugdige president ligt op de achterbank van zijn grote auto te slapen’ (29) als: ‘ll giovane presidente sembra disteso nel sonno sul sedile posteriore della sua graiide auto’ (38) ([...] ‘lijkt te liggen slapen’. De vertaler van De aanslag heeft meer rekening gehouden met zijn doeltaalpubliek en heeft bewust gepoogd culturele verschillen te overbruggen. Echter, de enige strategic die hiervoor wordt ingezet is wederom de voetnoot, die de lezer bovendien overvloedig wordt aangereikt. Zo wordt Artis uitgelegd als ‘Artis (Natura Magistra): zoo di Amsterdam’, de naam Het Parool krijgt een voetnoot waarin staat: ‘quotidiano di Amsterdam’, Karl May wordt gepresenteerd als ‘il Salgari tedesco’ en de naam Spaarne wordt begeleid met de uitleg: ‘fiume-canale che passa davanti alle quattro case e attraversa Haarlem’, een informatie die de lezer al in bezit had. Deze paratextuele interventies gaan wel heel erg ten koste van de door Mulisch zo meesterlijk opgebouwde spanning! Uiteraard had de vertaler minder expliciterend te werk moeten gaan en omdat voetnoten nu eenmaal het laatste redmiddel zijn, de ultima ratio (Eco 2003, 95), hadden er andere en beknoptere vormen van uitleg gehanteerd moeten worden. Zo heeft de vertaler volkomen over het hoofd gezien dat hij bijstellingen of glossen binnen de tekst zelf had kunnen gebruiken, wat hem grote omwegen had kunnen besparen.Ga naar voetnoot12 Ook in de vertaling van Het verdriet van België is sterk rekening gehouden met de eisen van het doeltaalpubliek, wat blijkt uit de zorg om her en der culturele achtergrondinformatie te verstrekken. Zoals voorheen al is opgemerkt, bedient de vertaler zich ook hier van verschillende strategieën: hij biedt soms korte uitleg in de context van de cultuurgebonden term zelf, andere keren naturaliseert hij een begrip, vaak ook wordt met voetnoten gewerkt om bepaalde namen niet zomaar op de Italiaanse lezer los te laten. Ter afsluiting een fraai voorbeeld uit Eco's Pendolo di Foucault. Daarin komt het personage Jim della Canapa in voor, dat een aantal stereotiepe avonturen doormaakt, waarbij allerlei plaatsnamen worden genoemd die verwijzen naar verschillende streken der wereld ‘waar de | ||||||||||||
[pagina 530]
| ||||||||||||
literatuur verhalen van passie en dood onder de palmbomen heeft gesitueerd’ (Eco 2003, 218). De auteur had zijn vertalers ‘de instructie’ meegegeven (sic) om de naam van Jim della Canapa zo te vertalen dat de lezer evocaties zou krijgen ‘met zuidzeeën en andere literaire paradijzen’. Het resultaat in respectievelijk Frans, Engels, Spaans, Grieks en Duits is - en helaas heb ik de Nederlandse vertaling niet binnen bereik - Jim de la Papaye, Seven Seas Jim, Jim el del Cañam, O Tzim tes kànnabes, Surabaya-Jim. | ||||||||||||
4.4 Het werkwoord ‘zeggen’Een problematiek die voortdurend speelt in de vertaling Nederlands-Italiaans, maar ook in andere taalparen, is de weergave van de dialoogwerkwoorden. In de Nederlandstalige letteren wordt in dialogen naar verhouding vaak het werkwoord ‘zeggen’ gehanteerd, een herhaling waaraan de Italiaanse lezer niet gewend is. Wat doet de vertaler in zo'n geval? Loyaliteit nastreven met de Nederlandstalige auteur en de herhaling respecteren, of loyaliteit met het leespubliek betuigen en derhalve variëren? Een paar gegevens kunnen behulpzaam zijn bij het antwoord op die vraag. In de eerste plaats is het Italiaans in het algemeen niet erg geporteerd voor lexicale herhalingen, en daar zijn evidente taaltypologische redenen voor aan te wijzen, waar uiteraard in dit bestek niet op ingegaan kan worden. In Italiaanse literaire dialogen treft men dan ook een redelijke variatie van werkwoorden aan, in de stijl van ‘antwoordde hij’, ‘reageerde ze’. Hier komt nog bij dat de Italiaanse taal in informele contexten naast het werkwoord dire heel dikwijls het werkwoord fare (lett. ‘doen’) gebruikt: alleen al op het niveau van woordenboekequivalenten wordt de vertaler dus met twee mogelijkheden geconfronteerd. En, wat nog belangrijker is, uit bestudering van literaire vertaling, en in het kader van het recente onderzoek naar vertaaluniverselen, is meermalen gebleken dat de vertaler de neiging heeft herhalingen die in de brontekst staan te vermijden (Laviosa 2002, 50). Deze drie factoren in aanmerking nemend, kan mijns inziens rustig gesteld wordt dat een zekere variatie in de vertaling van het Nederlandse ‘zeggen’ in dialogen wenselijk is en een goed compromis vormt.Ga naar voetnoot13 | ||||||||||||
[pagina 531]
| ||||||||||||
In Het verdriet van België speelt het probleem van de report verbs een grotere rol dan in de andere twee werken, vanwege de talrijke dialogen die erin voorkomen. Een blik op een paar van die dialogen leert ons dat de vertaler is uitgegaan van het objectieve gegeven dat de Italiaanse lezer een lage tolerantie heeft ten opzichte van het werkwoord dire. Hij heeft dus voor de vertaling van zeggen een heel register opengetrokken, zoals commentò, aggiunse, soggiunse, ripeté, rispose, concluse, insistè. In variatie kan ik me vinden. De vraag is alleen hoe ver dat moet gaan. Het verdriet van België bevat talloze in snel tempo opgevoerde dialoogwisselingen, naast monologen die een ware woordenvloed vormen. Eén voorbeeld mag volstaan: op pp. 16-17 staat een snelle sequentie van zei-vroeg-zei-zei-zei-zei-zei-zei. De vertaling geeft daarvoor respectievelijk: cominciò a balbettare (begon [...] te stamelen), disse (zei), domandò (vroeg), rispose (antwoordde), disse, commentò (becommentarieerde), disse, aggiunse (voegde toe). Niet alleen is zo'n variatie vergezocht,Ga naar voetnoot14 maar ook zijn de gekozen werkwoorden veel te formeel: de snelle opeenvolgingen van ‘zeg ik-zegt hij’ stroken niet met zo'n verheven taalregister. | ||||||||||||
5. Goede praktijken voor deskundigheidsbevorderingZo zijn er nog meer problemen die typerend zijn voor de literaire vertaling en de vertaler voor moeilijke dilemma's plaatst. Bijvoorbeeld, de intertekstuele verwijzingen en allusies, door Eco ook wel literaire knipogen genoemd. Of de betekenis van klank en associaties, wat vaak een vormprimaat oplevert waar de vertaler, die immers per definitie een betekenis-onderhandelaar is, moeilijk mee uit de voeten kan. Naast deze en andere problemen, die typisch voorkomen in literaire vertaling, is er een hele reeks problemen die in het algemeen in de vertaling Nederlands-Italiaans spelen en in alle tekstsoorten en -typen terugkomen, omdat ze gebaseerd zijn op taaltypologische eigenschappen en contrasten. Inzicht krijgen in die taaltypologische structuren en goede praktijken aanleggen met betrekking tot de typische problemen van literaire vertaling: dat is de grondslag voor deskundigheidsbevordering. | ||||||||||||
[pagina 532]
| ||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||
[pagina 533]
| ||||||||||||
| ||||||||||||
[pagina 534]
| ||||||||||||
|
|