| |
| |
| |
Het vertalen van Nederlandstalige literatuur: nog meer en nog beter
in de 21ste eeuw Rudi Wester (Amsterdam)
Omdat dit Veertiende Colloquium Neerlandicum in het teken staat van de 21ste
eeuw, heb ik mijn lezing de ietwat pompeuze titel Het vertalen van
Nederlandstalige literatuur: nog meer en nog beter in de 21ste eeuw
meegegeven. Pompeus, omdat ‘nog meer en nog beter’ veronderstelt dat er al iets
is en dat dat goed is. Is dat zo?
Ik geloof dat we daar zo langzamerhand met een voorzichtig ‘ja’ op kunnen
antwoorden. Ik word in die mening geschraagd, onder andere, door een artikel van
Julian Evans in The Independent van 15 juli jl., met als
‘lead’ ‘Dutch fiction is flourishing and, at last, English-language readers can
appreciate it’. Na de onvermijdelijke vergelijking met de Gouden Eeuw van de
schilderkunst, constateert Julian Evans dat eindelijk de Nederlandstalige
literatuur doorgebroken is in het zo belangrijke Engelse taalgebied. De eerste
reden daarvoor is, volgens hem, een commerciële: ‘Big British publishers, who
for years have been mistaking globalisation for globalism, have become
fractionally less lazy’, en dat betekent dat zij nu naar kwaliteit kijken in
plaats van nog eens duizend exemplaren op te leggen van een of andere
Amerikaanse roman. Bovendien, nog steeds volgens Julian Evans, is er een
reservoir van uitstekende vertalers ontwikkeld en heeft de Nederlandse overheid,
koopman als zij is, het Nederlands Literair Produktie- en Vertalingenfonds
(NLPVF) ingesteld om de Nederlandse literatuur te promoten. De tweede reden voor
deze positieve ontwikkeling is in zijn ogen een artistieke: de Nederlandstalige
auteurs hebben hun navelstaarderige metafictie achter zich gelaten en hebben
zich massaal gestort op de sociaal-realistische roman, ‘een genre, waar zij erg
goed in zijn’. Julian Evans bespreekt vervolgens in het kort de onlangs in
Engelse vertaling verschenen romans
De vriendschap
van Connie Palmen,
Een hart van steen
van Renate Dorrestein en
De zwarte met het witte hart
van Arthur Japin, in het Engels geheten The Two Hearts of Kwasi Boachi. Ook raadt hij
In Babylon
van Marcel Möring aan. Bij Harry Mulisch loopt hij helaas wat | |
| |
achter
want daar beveelt hij
De aanslag
in de warme belangstelling van de lezer aan, terwijl
De ontdekking van de hemel
allang zijn weg gevonden heeft naar de Engelstalige liefhebber en
De procedure
in vertaling eraan komt. Maar wie hij totaal over het hoofd ziet,
waarschijnlijk omdat hij hen niet als Nederlandstalige auteurs herkend heeft,
zijn Abdelkader Benali en Hafid
Bouazza, van wie recentelijk respectievelijk
Bruiloft aan zee
bij Weidenfeld en Nicolson en
De voeten van Abdullah
bij Review, de literaire imprint van Hodder/Headline, verschenen zijn.
Deze omissie is de opmaat voor de drie punten waarover ik het in deze lezing wil
hebben.
Ten eerste de globalisering van de cultuur, dus ook van de Nederlandstalige
literatuur. Als tweede punt wilde ik behandelen: in welke landen doet de
Nederlandstalige literatuur het - relatief gezien - goed en welke moeten nog
(meer) ‘veroverd’ worden? En ten derde: hoe moet dat gebeuren, ofwel welke
middelen kunnen we daartoe aanwenden?
Om het eerste punt, de globalisering van de literatuur, kan
niemand meer heen. Deze wordt vooral belichaamd door de zogeheten multiculturele
auteurs. Lang geleden waren de Russische auteur Vladimir Nabokov en de Poolse
Joseph Conrad de eersten in de rij van auteurs ‘tussen twee culturen’. Dit is
overigens het thema van de Boekenweek in 2001, waarvoor de Engelse auteur van
Indiase afkomst, Salman Rushdie, gevraagd is het boekenweekgeschenk te
schrijven. Wat mij betreft is dit een gemiste kans voor Nederlandse
multiculturele auteurs, maar daarover is al genoeg gediscussieerd. Tegenwoordig
miegelt het echter van de Hanif Kureishis, Ishiguros, Kunderas, Kadarés, Tahar
Ben Jellouns, Malika Mokkadems, Jorge Sempruns en Özdamars. En in Nederland
kijkt niemand meer op van de Perzische auteur Kader
Abdolah, de Oegandese Moses Isegawa, de
Marokkaanse Abdelkader Benali, Hafid Bouazza, Rachid Novaire en Mustafa Stitou. Integendeel, de literaire kritiek
omarmt hen, omdat zij werkelijk iets toevoegen aan de Nederlandse taal en
literatuur. Drs. Louwerse uit Sheffield verwoordt het treffend in de
samenvatting van haar lezing over Het motief van de queeste in de
migrantenliteratuur als zij als resultaat van haar analyse van Bruiloft aan zee van Abdelkader Benali concludeert, dat het
resultaat van Benali's omgang met de queeste ‘een indrukwekkende deconstructie
van het motief is, waarin de verhaallijnen van migratie en terugkeer elkaar bij
| |
| |
voortduring kruisen, wat leidt tot kortsluiting en alternatieve
connecties die niet enkel de migrantentekst maar ook de Nederlandse literatuur
een stroomstoot geven’. We kunnen ons niet meer verbergen achter de idee dat we
‘niets van andere culturen weten’ en ‘dus’ hun literatuur niet kunnen begrijpen.
De mondige wereldburger kan en moet, via televisie, internet en contacten met
mensen uit een andere cultuur dan de zijne of hare, op de hoogte zijn van wat,
globaal, de andere cultuur ‘is’. En dat is soms nog even wennen, dat zie je bij
literaire critici, uitgevers, vertalers en neerlandici.
Het voorbeeld van de criticus van The Independent, die Benali
en Bouazza over het hoofd ziet, heb ik al gegeven. Maar ook buitenlandse
uitgevers hebben soms moeite de Nederlandstalige interculturele auteurs te
positioneren. De Franse uitgever van Benali, Albin Michel, gaf onlangs toe dat
hij Benali als ‘Nederlandse’ auteur had moeten marketen, dat was iets bijzonders
geweest, een ‘selling point’, om in marketingtermen te blijven. Hij had dat
nagelaten en nu dacht de Franse lezer met weer zo'n onbekende Frans-Marokkaanse
auteur van doen te hebben en liet het boek in de boekwinkel liggen. Het NLPVF
gaat bij Moses Isegawa zelfs zover dat in de subsidietoekenning de buitenlandse
uitgever verplicht wordt uit het Nederlands te vertalen (het oorspronkelijk
manuscript is in slecht Engels geschreven, de Nederlandse versie is bewerkt en
verbeterd) en Moses Isegawa op de achterflap te positioneren als Nederlands
auteur van Oegandese afkomst. Maar ook Nederlandse uitgevers worden gestimuleerd
om auteurs uit andere culturen, die in Nederland wonen en werken maar nog niet
in het Nederlands schrijven, uit te geven. Dit gebeurt door het Intercultureel
Letterenbeleid dat het NLPVF samen met het Fonds voor de Letteren de afgelopen
jaren ontwikkeld heeft. Het Fonds voor de Letteren bewaakt de kwaliteit van
betreffende auteurs en laat fragmentvertalingen in het Nederlands maken, analoog
aan de Engelse fragmentvertalingen die het NLPVF van Nederlandse auteurs laat
maken om hen in het buitenland aan de man te brengen. Het NLPVF geeft vervolgens
een subsidie van £7.000 aan de Nederlandse uitgever als hij een dergelijk auteur
daadwerkelijk uitgeeft. Onlangs hebben aldus een in Nederland wonende Egyptische
en Bosnische auteur een Nederlandse uitgever gevonden. De beide Letterenfondsen
vinden dit beleid een wezenlijke erkenning van buitenlandse auteurs die in het
Nederlandse literaire landschap willen komen wonen.
| |
| |
Ook vertalers moeten soms nog wennen aan deze globalisering van de Nederlandse
literatuur. Vorig jaar organiseerde het NLPVF een workshop in Straelen in
aanwezigheid van Abdelkader Benali en Kader Abdolah samen met hun Duitse,
Engelse, Franse, Deense en Spaanse vertalers. Een onthullende bijeenkomst, daar
bleek hoeveel moeite sommigen hadden met de poëtisch-sobere taal van Abdolah en
het barok-oriëntaalse taalgebruik van Benali. Ongewild komisch hoogtepunt was de
Deense vertaalster die struikelde over Benali's omschrijving van een ‘vrouw met
een shoarmareet’, omdat zij nog nooit gehoord had van shoarma noch wist welk
nefast effect dit vette vlees op iemands achterste heeft.
En ik heb de indruk, maar misschien vergis ik mij, dat ook sommige neerlandici
deze interculturele auteurs nog niet als volwaardige Nederlandse auteurs
beschouwen of in elk geval hun werk nog niet goed kennen. Zo zijn er
bijvoorbeeld tot nu toe door de universiteiten in het buitenland nog geen
Nederlandstalige multiculturele auteurs uitgenodigd als ‘writer in residence’,
hoewel zij allen in veel talen vertaald zijn of worden. Maar ja, ‘alles went’
zei vader Cats reeds, dus ook deze nieuwe stroming in de Nederlandse literatuur
zal zijn weg wel vinden.
Zo ben ik aangekomen bij punt twee, ofwel: in welke landen doet de Nederlandse
literatuur het - relatief gezien - goed en welke moeten nog (meer) veroverd
worden?
Laat ik beginnen met het beleid van het NLPVF dat er allereerst op gericht is de
vertaling van Nederlandse literatuur in de drie grote talen om ons heen, het
Engels, Frans en Duits, te stimuleren. Wel, in Duitsland is dat heel behoorlijk
gelukt. Niet alleen zijn daar de echte bestsellers: Maarten
't Hart met meer dan honderdduizend exemplaren van
Het woeden der gehele wereld
, Margriet de Moor met een eerste oplage van
tachtigduizend exemplaren van
De hertog van Egypte
, Hugo Claus, Connie
Palmen en Leon de Winter met tienduizenden
exemplaren per titel, en niet te vergeten Mulisch en Nooteboom in hun
titanenstrijd wie als eerste de honderdduizend exemplaren van een nieuwe
vertaling in Duitsland bereikt. Maar belangrijker nog in Duitsland is dat er een
grote, brede onderstroom van allerlei Nederlandstalige auteurs wordt uitgegeven,
van Tonnus Oosterhoff tot Peter
Verhelst, van Charlotte Mutsaers tot Monika van Paemel, en dat in Duitsland echt ‘auteurs’
worden uitgegeven en niet zomaar wat losse titels.
| |
| |
In Frankrijk is Hella Haasse de topauteur, van wie
vrijwel al het werk vertaald is. Na een inzinking in vertalingen in 1997 door
diverse oorzaken - ziekte van vertalers, malaise in de Franse uitgeverij - liet
1999 weer een aanwassende stroom zien: Hugo Claus,
Abdelkader Benali, Cees
Nooteboom, Harry Mulisch, wiens La découverte du ciel werd onderscheiden met de Frans/Europese
Jean Monnet-prijs, Arnon Grunberg, Lieve Joris, Adriaan van
Dis, Anne Provoost en Guus
Kuijer verschenen allen in het Frans, en dan vergeet ik er
ongetwijfeld nog een aantal. Heel belangrijk was ook de verschijning van de
omvangrijke Histoire de la littérature néerlandaise bij
Fayard, dat de vele vertaalde titels voor de Franse lezer eindelijk in een
context plaatst. Al in 1994 had het NLPVF geld gereserveerd voor een Nederlandse
literatuurgeschiedenis voor het Engelse, Franse en Duitse taalgebied, en het zet
zich nu met volle kracht in bij Duitse en Engelstalige uitgevers om een naar de
Duitse en Engelse markt toegeschreven versie van deze literatuurgeschiedenis,
gecomponeerd door een eminente redactie van neerlandici, uitgegeven te krijgen.
Zeker voor Duitsland moet dat op niet al te lange termijn kunnen lukken.
Het Engelse taalgebied begint, zoals uit het artikel in The
Independent blijkt, pas nu de Nederlandse literatuur te ontdekken en
dat heeft zeker te maken met het hardnekkig volhouden van Nederlandse uitgevers
en het NLPVF bij Engelse en Amerikaanse uitgevers. Ook zal de grote literaire
manifestatie in Londen, maart 1999, waar achttien Nederlandse en Vlaamse
fictie-, non-fictie-, kinderboekenauteurs en dichters aan deelnamen, aan deze
ontwikkeling hebben bijgedragen. Het Engelse taalgebied is het belangrijkste,
want grootste, voor de Nederlandstalige literatuur, maar helaas ook het
moeilijkste. De Engelse uitgevers leefden in hun splendid
isolation-idee dat Engelse auteurs de beste ter wereld zijn, en de
Amerikaanse uitgevers wilden, in het begin, vooral bestsellers. Om maar een van
hen te citeren: ‘I hope there is also a Dutch Peter Høeg or Patrick Süsskind, if
not, I'm not interested’. Vooral Harry Mulisch met zijn The
Discovery of Heaven heeft daar met zijn twintigdduizend hardcovers en
nu de paperbackeditie, verandering in aangebracht. Goed, het zijn niet de
miljoenenoplagen van een Robert Ludlum of een Stephen King, maar voor de
Amerikaanse literaire bovenlaag zijn deze aantallen van Mulisch al heel wat. Van
Saul Bellow of John Updike, om maar een | |
| |
paar Amerikaanse literaire
grootheden te noemen, worden in Nederland minder exemplaren verkocht dan van
Mulisch in Amerika.
Ook Cees Nooteboom doet het met al zijn titels goed, zowel in Amerika als
Engeland. Bij Knopf verschijnt binnenkort Helga Ruebsamens
Het lied en de waarheid
, bij Farrar, Straus en Oscar van den Boogaards
Liefdesdood
en
De grot
van Tim Krabbé, bij William Morrow, In Babylon van Marcel Möring en bij Penguin USA Een hart van steen van Renate Dorrestein. Bij de laatste twee titels
doet zich overigens iets aardigs en merkwaardigs voor. Was het tot voor kort zo
dat Amerikaanse uitgevers eerder dan de Engelse een Nederlandstalig auteur
aankochten omdat Amerikanen toch iets meer openstaan voor andere culturen en de
Engelse nuffigheid misten, nu is het zo dat de Engelse uitgevers voorop lopen en
hun uit het Nederlands vertaalde titels voor veel geld doorverkopen aan
Amerikaanse collega's. Het stond in de krant, dus mag ik het bedrag ook hier
noemen, maar A Heart of Stone van Dorrestein, uitgegeven bij
Transworld UK, is voor 105.000 dollars verkocht aan Penguin USA.
In Babylon
van Möring, uitgegeven bij HarperCollins Engeland, kon geen onderdak
vinden bij HarperCollins USA en is voor veel geld naar William Morrow in New
York gegaan. Henk van Woerdens
Een mond vol glas
is al uitgekomen bij Granta UK en komt volgend jaar bij Henry
Holt/Metropolitan USA uit. Arthur Japin en Hafid Bouazza zijn ook via Engeland naar Amerika
gesluisd en twee jaar na de uitgaven in Engeland van
Eerst grijs dan wit dan blauw
en
De virtuoos
van Margriet de Moor verschijnen deze nu ook
in de Verenigde Staten.
Buiten de drie grote talen, richt het vertaalbeleid van het NLPVF zich natuurlijk
ook op de talen waarin Nederlandstalige literatuur al vanouds breiden in de vier
genres fictie, kinder- en jeugdliteratuur, poëzie en literaire non-fictie. Zoals
u waarschijnlijk al weet, heeft het NLPVF in 1997 zijn aandacht, naast het
stimuleren van vertalingen van fictie, kinder- en jeugdliteratuur en poëzie, ook
gericht op het promoten van Nederlandse non-fictie-auteurs. De Nederlandstalige
kinder- en jeugdliteratuur deed het overigens allang goed over de hele wereld -
behalve weer Engeland. Juist voor studenten Nederlands aan buitenlandse
universiteiten, de generatie van zeg maar tussen servet en tafellaken, zijn
kinderboekenauteurs als Anne Provoost, Bart Moeyaert, Imme Dros,
Els Pelgrom en Toon
Tellegen zeer inspirerend, omdat diverse boeken van | |
| |
genoemde
auteurs juist voor deze generatie bestemd zijn en in veel talen vertaald zijn.
Poëzie blijft helaas het ondergeschoven kindje in de literatuur, niet alleen in
Nederland maar over de hele wereld. Toch houdt het NLPVF stug vol en zijn we
bezig met het maken van een tweede serie ‘dossiers’ in Engelse vertaling ter
promotie van Nederlandse dichters.
En de Nederlandse literaire non-fictie? Ook deze begint zijn weg te vinden naar
buitenlandse uitgevers. In 1998 en in februari 2000 heeft het NLPVF in Amsterdam
een driedaagse conferentie georganiseerd waar grote internationale
non-fictie-uitgevers, non-fictievertalers en Nederlandse non-fictie-auteurs aan
deelnamen en, behalve veel goodwill, heeft dit ook tot enkele
vertalingen geleid van o.a.
Darwins hofvijver
van Tijs Goldschmidt in het Frans en
Italiaans en Geert Maks
De kleine geschiedenis van Amsterdam
en
Hoe God verdween uit Jorwerd
in het Engels bij The Harvill Press in Londen. Ook de brochure Quality non fiction from Holland die het NLPVF jaarlijks vlak
voor de Frankfurter Buchmesse uitbrengt en waarin twaalf van de belangrijkste
titels op het gebied van mens- en natuurwetenschappen, reisliteratuur,
geschiedenis en sport zijn opgenomen, werpt zijn vruchten af. Herman Pleij, de biologen Tijs Goldschmidt en Midas
Dekkers, Geert Mak, de psychologen Douwe Draaisma en Piet Vroon, de jonge
musicoloog Roel Bentz van den Berg en niet te vergeten Johan
Huizinga: zij zijn allen in diverse talen vertaald de afgelopen
jaren. In dit verband moet ook Japan genoemd worden, waar na zes jaar hard
werken de Nederlandse literatuur centraal stond op de Tokyo International Book
Fair in april 2000. Acht Nederlandse fictie-, non-fictie- en kinderboekenauteurs
traden op in Tokio en Nagasaki voor vaak honderden belangstellenden, en in
oktober is de dichter Gerrit Komrij de eregast op een feestelijke avond van de
Japanse Poets Club in Tokio. Het bijzondere van de Japanse literaire markt nu
is, dat uitgevers vooral geïnteresseerd zijn in non-fictie, en in kinderboeken,
maar dat laat ik hier nu even buiten beschouwing. Waarom non-fictie? Een
uitgever legde me uit dat dat te maken heeft met de zwakke Japanse economie. Van
een non-fictieboek is het onderwerp duidelijk - met een roman is het altijd maar
afwachten - dus is er gemakkelijker publiciteit voor te genereren. Bovendien is
de Japanner leergierig en wil hij eerder ‘weten’ dan emotioneel geraakt worden,
zoals bij een roman nog wel eens wil voorkomen. Zeker, Margriet de Moor, Connie
Palmen, Marcel Möring, | |
| |
Cees Nooteboom, Arnon Grunberg: de Japanner
kan hen lezen, maar eerder grijpt hij naar het werk De wetten van
de vliegkunst van de meteoroloog Henk Tennekes, Vuur en
beschaving van de socioloog Johan Goudsblom, Het
Oost-Indisch kampsyndroom van Rudy Kousbroek, Het refrein
is Hein van de arts Bert Keizer of Het penseel van de
liefde. Leven en werk van de penis van twee Vlaamse auteurs, dat ook in
het Japans vertaald wordt.
En zo heeft elke markt zijn eigen eigenaardigheden of bijzonderheden. De al
eerdergenoemde Johan Huizinga wordt tegenwoordig veelvuldig vertaald in de
voormalige Oostbloklanden, waar over het algemeen de literaire markt gelukkig
weer iets aantrekt na de val van het communisme en de privatisering van de
uitgeverijen. Een zeer belangrijke factor voor deze landen is het groot
enthousiasme van vertalers, van wie sommigen hier in de zaal zitten, en die met
bewonderenswaardige volharding de Nederlandstalige literatuur bij de uitgevers
weten onder te brengen. Het NLPVF is hun daarvoor zeer erkentelijk, juist omdat
de uitgeefsituatie in die landen vaak ondoorzichtig is en snel verandert.
Van de Scandinavische landen loopt op dit moment Denemarken voorop, wat vooral te
maken heeft met de zeer door Nederlandse literatuur gegrepen uitgever bij
Tiderne Skifter, en blijft Zweden wat achter bij de verwachtingen die gewekt
waren door de succesvolle manifestatie tijdens de Göteborg Book Fair in 1997. De
oorzaak hiervoor is ook weer een economische: Zweden kent geen vaste boekenprijs
en stunten met een onbekende Nederlandstalige auteur gáát niet, dus moet
Indische duinen
van Adriaan van Dis in Zweedse vertaling ƒ 95 kosten en komt het
zevenhonderd pagina's tellende meesterwerk De ontdekking van de
hemel niet eens im Frage voor de Zweedse uitgever.
De lezersmarkt in Spanje en Portugal breidt zich boven verwachting sterk uit, ook
voor vertaalde literatuur. Dat heeft te maken met het feit dat deze landen zich
eindelijk psychologisch bevrijd weten van de invloed van tientallen jaren
vermaledijd dictatorschap en de Europese Unie hen wat beter in het economische
zadel geholpen heeft. De mythe dat Spanjaarden en Portugezen geen lezers zijn,
bleek vooral gebaseerd te zijn op armoe en het ontbreken van een sterke
middenklasse. Ook de vertaling van Nederlandse literatuur vaart wel bij deze
ontwikkeling en nu eindelijk de | |
| |
vertalers in het Spaans en
Portugees iets beter betaald kunnen worden door de uitgevers, zal deze lijn zich
hopelijk positief voortzetten.
En, last but not least, Italië en Griekenland. Helaas is hier
de mythe van geen-lezers wél waar, en hebben uitgevers in deze landen de
grootste moeite literatuur, en vooral vertaalde literatuur, aan die paar
goedwillende lezers te slijten. Voor Griekenland heeft het NLPVF een bijkomend
probleem, namelijk dat er eigenlijk maar één goede vertaalster Nederlands-Grieks
is. Italië heeft, relatief gezien, vrij veel goede vertalers en er wordt ook,
weer relatief gezien, vrij veel vertaald maar de lezers ontbreken vooralsnog.
Daarom hebben Nederland en Vlaanderen besloten om in 2001 een sterk offensief
richting Italië te ontketenen! In april 2001 zullen op de internationale
kinderboekenbeurs in Bologna Nederlandse illustratoren centraal staan met een
grote expositie, een catalogus en workshops, en in mei 2001 zijn Nederlandse en
Vlaamse fictie- en non-fictie-auteurs de voornaamste gasten op de boekenbeurs in
Turijn.
Na deze lange, maar bij lange na niet volledige, uiteenzetting over de
internationale situatie van het vertaalde Nederlandstalige boek, ben ik
toegekomen aan het derde en laatste punt: welke middelen kunnen we aanwenden om
de Nederlandstalige literatuur nog méér en nog beter vertaald te krijgen in de
21ste eeuw?
Voor het méér zal het NLPVF zich, samen met het nieuwe Vlaamse
Fonds voor de Letteren en de Nederlandse en Vlaamse uitgevers, blijven
inspannen. Door de publicaties Books from Holland and
Flanders, de Nieuwsbrief Letteren - die vanaf nu weer
regelmatig zullen verschijnen - de Quality Non-Fiction from
Holland, de vertaalde fragment-‘dossiers’, de persoonlijke contacten met
internationale uitgevers en de zorg voor continuïteit na grootscheepse literaire
manifestaties, heeft het NLPVF de afgelopen negen jaar een groot internationaal
literair netwerk voor de Nederlandstalige literatuur opgebouwd dat ook voor de
21ste eeuw van belang zal blijken te zijn. Natuurlijk, onze literatuur is vaak
nog niet erg bekend in het buitenland, Duitsland buiten beschouwing gelaten. En
ook hebben wij het moeilijker dan bijvoorbeeld de Engelse, Franse, Duitse en
zelfs Scandinavische literatuur omdat deze vooral ook bekend zijn door hun
klassieke meesters, dus het blijft hard werken. Maar het begin is er, en dat is
het belangrijkste.
| |
| |
Voor nog betere vertalingen zullen door het NLPVF alle instrumenten aangewend
worden die in het verleden hun diensten bewezen hebben: vertalersworkshops,
constante kwaliteitscontrole van nieuwe vertalers die zich aandienen, het samen
met de Taalunie en het Vlaamse Fonds voor de Letteren stimuleren van
vertalersopleidingen in het buitenland, de Zomercursus Literair Vertalen en het
instellen van mentoren voor beginnende vertalers, het continueren van de
bijzondere leerstoel Theorie en praktijk van het literair
vertalen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en, ten slotte, het
instellen van vertaalprijzen in het buitenland, zoals de Vondel
Translation Prize voor in het Engels vertaalde Nederlandstalige
literatuur en de in het najaar toe te kennen prijs voor vertalingen in het
Duits, de Elsa Ottenprijs.
Maar ook de neerlandici extra muros kunnen een belangrijke rol spelen in het nog meer en nog beter in de 21ste eeuw. De
studenten kunnen geënthousiasmeerd worden voor de moderne Nederlandstalige
literatuur door hen lezingen te laten bezoeken van Nederlandse en Vlaamse
auteurs, die immers overal ter wereld uitzwermen. Of door de ‘writer in
residence’, die als standplaats Berlijn, Wenen, Parijs, Londen, Ann Arbor en,
straks in september New York, heeft, uit te nodigen naar de eigen universiteit.
Literatuur geeft immers, om maar in marketingtermen te blijven, een grote
emotionele ‘meerwaarde’ aan het leren van een vreemde taal. Men kan de website
van het NLPVF bezoeken, waar veel informatie te vinden is over Nederlandstalige
auteurs en hun werken, overzichten van recente vertalingen (1998/1999) en
komende evenementen. Het NLPVF is momenteel bezig met het aantrekken van een
literair-geschoolde IT-er om de website nog meer te professionaliseren, onder
andere met teksten in het Nederlandse auteurs hun eigen website. De studenten
zouden zelfs mee kunnen schrijven aan de nieuwste, interactieve roman van
Stephan Sanders, waarvan de resultaten gepubliceerd zullen worden in
de Volkskrant
.
De docenten extra muros zelf worden door het NLPVF dringend verzocht als
bloeddonor voor de Nederlandse literatuur op te treden, ofwel als lezer voor
buitenlandse uitgeverijen. Er is een schreeuwende behoefte aan. Zeker, ik weet
dat het niet goed betaalt, dat het tijd kost en dat je een bepaalde ‘feeling’
moet hebben om een goed lezersrapport te schrijven, maar het is van essentieel
belang voor een verdere verspreiding van de Nederlandse literatuur in het
buitenland.
| |
| |
Ik wilde eindigen met het benadrukken van het belang van samenwerken ten behoeve
van dat nog meer en nog beter. In de eerste
plaats het samenwerken met het al genoemde nieuwe Vlaamse Fonds voor de
Letteren, dat in de persoon van de energieke en het boekenvak kennende directeur
Carlo van Baelen en zijn drie medewerkers, sinds januari 2000 een vliegende
start heeft gemaakt en waar de Nederlandse letterenfondsen buitengewoon gelukkig
mee zijn. Maar ook het samenwerken met de neerlandici intra en extra muros, in
het waarderen, exploiteren en stimuleren van lezen en vertalen van de
Nederlandstalige literatuur. Want die literatuur, daar kunnen we best trots op
zijn.
|
|