| |
| |
| |
Nederlands als bronnentaal
| |
| |
Historisch ABC in 35 lessen: Indonesische studenten geschiedenis
leren Nederlands lezen Margriet Moka-Lappia (Makassar) en Hans Groot
(Jakarta)
Leren lezen deed je vanuit een ABC, zo was het eeuwenlang. ABC-plankjes en
ABC-boeken in allerlei vormen en allerlei formaten zijn te vinden in school- en
onderwijsmusea, bibliotheken en andere verzamelplaatsen, sommige exemplaren
honderden jaren oud. Het leesonderwijs in de moedertaal heeft grote
veranderingen ondergaan, maar op een bepaalde manier blijft het ABC-boek in
moderne vormen terugkomen: Dick Bruna, Willem Wilmink, Joost Roelofsz.
Nederlandse schrijvers en tekenaars blijven hun tanden zetten in de opdracht die
achter hun nieuwe ABC-boeken schuilgaat: hoe leren we die kinderen lezen?
ABC-boeken en -plankjes horen bij het moedertaalonderwijs. Vreemdetaalonderwijs
gaat niet via een ABC. Toch hebben wij in onze titel vandaag het verband gelegd
met ‘A is een aapje’. Het gaat immers bij de ABC-boeken om een leermiddel en zo
ook bij het Historisch ABC waardoorheen wij u willen voeren.
Een leermiddel voor Indonesische geschiedenisstudenten, die Nederlands moeten
leren opdat zij kunnen terugvallen op Nederlandstalige bronnen, zodat ze bij
historisch onderzoek Nederlandse publicaties en Nederlands archiefmateriaal
kunnen raadplegen.
Wij proberen u een indruk te geven van deze leergang, waarbij eerst de
achtergrond en de tekstopbouw ter sprake komen, waarna aandacht besteed wordt
aan een aantal didactische aspecten: over hoe het materiaal in de lespraktijk
functioneert.
Bij ons vorige colloquium (1997) spraken wij al over de problematiek van het
Nederlandse ‘leesonderwijs’ aan de Indonesische rechtenfaculteiten en
letterenfaculteiten. Het onderwerp is niet beperkt tot Indonesië, zoals we uit
de reacties op de bronnentaaldag van drie jaar geleden hebben kunnen horen.
‘Nederlands als bronnentaal’ is een begrip aan het worden. Naast het Nederlands
als tweede taal binnen het | |
| |
taalgebied (NT2) en het Nederlands als
vreemde taal buiten het taalgebied (NVT) ontwikkelt zich als variant van het NVT
het NBT, Nederlands als bronnentaal. Wij duiden ermee aan: al dat onderwijs in
het Nederlands voor historici, kunsthistorici, juristen, antropologen e.a. dat
gericht is op het ontwikkelen van leesvaardigheid in het Nederlands en wel als
enige vaardigheid.
Voor het Indonesische onderwijsveld geven wij een belangrijk punt nog maar eens
aan, ook al omdat het voor collega's in andere landen op dezelfde wijze zal
gelden: weinig contacturen, dus geen tijd voor het doorlopen van een algemene
viervaardighedencursus; geen specifiek materiaal voorhanden behalve datgene wat
individuele docenten in de loop der tijd zelf hebben ontwikkeld en dat meestal
niet op de markt is; grote groepen studenten of, als dat niet het geval is,
kleine maar heterogeen samengestelde groepen. Kortom er was behoefte aan
aangepast materiaal en dat materiaal moest er snel komen, gemakkelijk
verkrijgbaar zijn en gemakkelijk te implementeren.
Gelukkig sprong de Nederlandse Taalunie in op het goede moment door het project
Nederlands leren lezen te steunen, resultaat van een in Jakarta gehouden
Taaluniecolloquium, het Nederlands in de wereld (1996). Sinds 1997 verschijnt
een serie leerboekjes voor rechten- en geschiedenisstudenten, met een kleine
grammatica en met cassettes. Voor rechtenstudenten is er een beginnerspakket,
voor geschiedenisstudenten is er zowel een beginnerspakket als een pakket voor
gevorderden. Andere pakketten voor andere disciplines zoals letteren en
linguïstiek, antropologie, islamologie zullen volgen. Die leermiddelen worden
ontwikkeld in samenspraak tussen Indonesische en Nederlandse neerlandici en de
docenten die aan de faculteiten de lessen ook werkelijk geven, veelal historici
en juristen. Het Erasmus Taalcentrum in Jakarta kan dankzij de Taaluniesteun de
leergang in ruime mate verspreiden onder docenten. Via studiedagen en korte
intensieve bijscholingen voor docenten wordt het materiaal verder
geïmplementeerd.
Over het pakket voor geschiedenisstudenten willen wij het vandaag hebben: een
pakket van 38 lessen, verdeeld over twee cursistenboeken en bedoeld om de
studenten zo ver te brengen dat zij zelfstandig | |
| |
Nederlandse teksten
over Indonesische geschiedenis kunnen lezen en vertalen.
Over de grammatica willen wij kort zijn. Het is in feite een uitgeklede
grammatica. De samenstellers (Hartveldt en Riyanto, 1997) hebben geprobeerd een basisgrammatica te
strippen van alles wat er niet strikt nodig was voor het leesonderwijs dat hen
voor ogen stond: herkennend lezen, altijd een woordenboek bij de hand.
De hoofdpunten die overbleven zijn de volgende:
- | onderscheid leren maken tussen veranderlijke en onveranderlijke woorden; |
- | snel leren herleiden van woordvormen tot de woordenboekvorm, in dienst van
woordenboekgebruik; |
- | woordgroepen leren onderscheiden in de zin; |
- | sleutelwoorden leren identificeren; |
- | onderscheid leren maken tussen de gesloten groep van functiewoorden
(voegwoorden, voorzetsels, voornaamwoorden, lidwoorden) en de open klasse
van de inhoudswoorden. |
Het gebruik van deze grammatica vraagt in de praktijk van het lesgeven een heel
eigen aanpak.
De beperkte tijd die in de universitaire curricula wordt ingeruimd voor het
Nederlands maakt het noodzakelijk om efficiënt met de tijd om te springen.
Vandaar de aanpak: meteen met Nederlandse teksten van start. We hebben immers te
maken met universitaire studenten die allemaal al eens eerder een westerse taal
hebben geleerd. Omdat de studenten in principe geen vocabulaire hebben, beginnen
we met vier teksten over het leren lezen van het Nederlands. Hierna volgt een
citaat uit les 2 opdat u zich daarbij iets kunt voorstellen:
Dit is een cursus Nederlandse taal voor beginners. Deze Nederlandse
taalcursus is gemaakt voor Indonesische docenten en studenten. U moet
Nederlandse teksten leren lezen en vertalen. (EE 9a, p. 14, voorbeeld 1
van Bijlage 1)
| |
| |
Voordat de studenten met de eerste geschiedenistekst te maken krijgen, in
principe in hun vierde bijeenkomst, moeten ze met een minimum aan taalkundige
kennis binnen de nieuwe leesactiviteit vertrouwd zijn en daarover gaan dan ook
de teksten van les 2-5: over Nederlands leren lezen, over het woordenboek, over
veranderlijke en onveranderlijke woorden, over volgorde in de zin, over
grondwoorden in verband met het woordenboek, over het subject en het predikaat
in een zin. Het is allemaal erg elementair, maar vergeet u niet: het zijn geen
linguïsten die een taal leren, maar historici die er een taal bij leren, en wel
alleen het lezen in die taal.
Als de studenten dan de eerste van de 32 resterende lessen onder ogen krijgen,
worden ze geconfronteerd met een in elf zinnen, sterk herschreven paragraaf uit
een boek van J. Breman over de plaats van de koelies in de 19de-eeuwse
maatschappij van Noord-Sumatra. Hierna volgen de eerste zinnen:
De agrarische wet van 1870 maakte een einde aan het cultuurstelsel. Dit
leidde tot particuliere investeringen uit Nederland en de groei van grote
landbouwondernemingen. De eerste ondernemer in Deli heette J. Nienhuys.
(EE 9a, p. 42, voorbeeld 2 van Bijlage 1)
De tekst bestaat uit enkelvoudige zinnen of gemakkelijk tot enkelvoudige zinnen
te herleiden tekstfragmenten. De tekst van Breman is er enigszins door
verschoolst, maar dat mag wel omdat het een didactisch doel dient. De
woordenschat is grotendeels intact gebleven. Hierdoor wordt de student meteen op
zijn eigen niveau aangesproken. De tekst moest een relevante én bestaande tekst
zijn, omdat wij menen dat dit de motivatie van de studenten vergroot. Hij kon
echter niet onveranderd blijven omdat in deze fase enkele grammaticale problemen
worden behandeld die het best in een vereenvoudigde zin tot hun recht komen.
Vanaf deze tekst gaat het in acht tekstfragmenten, allemaal uit het boek van
Breman naar een hoger tekstniveau met
samengestelde en ingebedde zinnen. Een voorbeeld uit de laatste tekst van het
eerste boek geeft dit aan:
| |
| |
Aan de werfkantoren in Penang en Singapore moest steeds meer worden
betaald. Ronselaars probeerden arbeiders van de ene plantage weg te lokken naar
de andere, zodat zij commissie konden vragen. In 1879 werd de Deli Planters
Vereeniging opgericht, en werden afspraken gemaakt over uniformering van
arbeidscontracten. (EE 9a, p. 98, voorbeeld 3 van Bijlage 1)
Het aantal tekstingrepen is verkleind. De tekst staat dichter bij het origineel,
maar is nog altijd een herschreven tekst. De moeilijkheidsgraad is aanzienlijk
voor een student die minder dan vijftien bijeenkomsten van 90 minuten (dus nog
geen vijfentwintig klokuren) les heeft gehad, maar de praktijk leert dat het te
doen is. Het is vooral de woordenschat die maakt dat het een moeilijke tekst
lijkt voor wie minder dan één semester Nederlands heeft geleerd. Daarom is in
het eerste cursusdeel gekozen voor ruime woordverklaringen in de vorm van
vertalingen.
In het vervolgboek, dat op het tweede en derde semester (telkens vijfentwintig
klokuren per semester) gericht is, komen vierentwintig teksten voor die verder
opklimmen in moeilijkheidsgraad en die gegroepeerd zijn in vier eenheden. Zijn
de eerste teksten in dit tweede deel nog enigszins (zij het minimaal)
vereenvoudigd, vanaf tekst zeven komen geen ingrepen meer voor. De teksten komen
uit allerlei soorten bronnen: handboeken, monografieën, autobiografische
teksten, kranten, de encyclopedie, van Nederlandse auteurs en van Indonesiërs
die in het Nederlands schreven. Uiteraard heeft ook dit een dubbel doel: behalve
een variatie in woordenschat en stijlen is het ook een variatie in brongebruik,
dat immers zo gevarieerd is bij historisch onderzoek. Daardoor is ook de
moeilijkheidsgraad verschillend. Van een nog voor een groot publiek geschreven
modern handboek over de geschiedenis van de Nederlandse koloniën uit de jaren
negentig tot een tekst uit het begin van de 20ste eeuw over een detailkwestie
uit de Indonesische historiografie. En van laat-twintigste-eeuws modern
Nederlands tot het Nederlands van de 17de eeuw. Van teksten in een moderne
alledaagse drukletter tot teksten in een oude gotische drukletter en foto's van
archiefstukken uit het Nationaal Archief te Jakarta.
| |
| |
Enkele voorbeelden kunnen de gevarieerde keuze en het daardoor gecompliceerde
tekstaanbod enigszins recht doen. Eerst een klein fragment uit een monografie
over de ongezondheid van Batavia (1994):
De cijfers over de ongezondheid die in het VOC-archief bewaard zijn
gebleven, bestaan uit twee categorieën: het aantal compagniesdienaren dat
jaarlijks of maandelijks in Batavia is overleden en het aantal Christelijke
inwoners, dat in de stad is begraven. (EE10 a, p. 42, voorbeeld 4 van
Bijlage 1)
Een fragment van het Nederlandse dagboek van Syahrir uit 1936 geeft een stap
verder te zien naar een tekst van een andere toonzetting met een lastiger,
persoonlijk getint taalgebruik:
Dat er bedoeling en lijn liggen in dit sympatie-winnen van de oosterse
volkeren ligt nogal voor de hand. Ik moet mij al heel sterk vergissen, of zij
hebben bij onze kleinburgers, middenstanders en ambtenaren bereikt dat die zich
de laatste jaren meer en meer naar Japan wenden voor de studie van hun zoons en
dochters, evenals voor hun culturele ontwikkeling. (EE 10a, p. 66,
voorbeeld 5 van Bijlage 1)
De laatste zes lessen maken gebruik van foto's uit oude drukken en van
archiefstukken. De gedachte is, dat de student dan het beoogde niveau heeft
bereikt van de op gewone wijze gepresenteerde teksten. Weliswaar zijn in de
teksten 1-18 uit het vervolgdeel alleen fragmenten uit de 20ste eeuw
gepresenteerd maar het tekstaanbod is dusdanig gevarieerd in stijl en
moeilijkheidsgraad dat we ervan uitgaan dat de student zelfstandig langere
fragmenten kan lezen.
Daarom wordt afgesloten met die laatste stap in tekstvariatie en
moeilijkheidsgraad: zoals gezegd oude drukken (17de- en 18de-eeuws) en
archiefstukken (17de-19de-eeuws). Daaraan gaat een inleiding voor de student
vooraf over oude drukletter en oud schrift. Het is nadrukkelijk niet de
bedoeling om een handleiding over archivistiek en bibliologie aan de leescursus
toe te voegen, maar oefening met het Nederlands in een oude drukletter en oud
schrift wordt de student geacht te hebben | |
| |
doorlopen. Daarmee wordt
tegelijk ook het element van een oude spelling aan het oefenmateriaal
toegevoegd, zoals blijkt uit het volgende voorbeeld:
Dit Eylandt Borneo is een van de grootste Eylanden van Oost-Indien. De
Hooft-stadt/ mede Borneo ghenaemt/ leydt in een moras/ soo dat mender met
Prauwen moet vaeren van huys tot huys: Daer staen tusschen de twee en drie
duysent huysen/ ende daerenboven hebbense veel huysen en hoven te landewaert in.
(EE 10 a, p. 106, voorbeeld 6 van Bijlage 1)
In Bijlage 1 ziet u ten slotte een voorbeeld van een fotokopie van een
archiefstuk uit 1660, een verdrag van de VOC met de sultan van Makassar, waarmee
de leergang wordt afgesloten. Ontcijferen, herkennen, woordenboekgebruik zijn
dan de sleutelwoorden. Leest u maar even mee:
Eerstelijck is over een gekomen, dat de Coninck van macassar, nogte
zijn volck, haar voortaan niet en sullen bemoeijen met Bouton, ofte landen ende
staaten daaronder behoorende als sijnde d'eijgen landen van de coninck
mandarsaha van Ternate. (EE 10a, p. 132, voorbeeld 7 van Bijlage 1)
De stap van in gewone, moderne drukletter gepresenteerde tekst naar de facsimile
van een oude druk of een archiefstuk is psychologisch nogal groot, maar kan
juist door de spanning die hij oproept in positieve energie worden omgezet: de
studenten vinden het een avontuur te ontdekken welke woorden er staan, waarover
de tekst gaat. Het is een speurtocht.
Wij hebben u met deze korte tekstfragmenten een indruk gegeven van de tekstkeuze
van de leergang. De laatste tekst geeft direct een indruk van het beoogde
eindniveau. Er is nog niet gesproken over de teksten op de cassettes die bij het
studentenboek horen. Daarop staan alle teksten van het beginnersboek en tekst
1-18 van het deel voor gevorderde studenten. Niet de oude teksten, omdat het
ontcijferen van het oude schrift een opdracht op zichzelf is die niet
vergemakkelijkt hoeft te worden door een voorgelezen versie. De teksten op de
band hebben een dubbele functie: zij helpen tekststructuur te ontdekken in de
moeilijke fragmenten en | |
| |
helpen bij het memoriseren van woorden,
doordat deze niet alleen gelezen, maar ook gehoord worden. Daarmee komen we bij
een paradoxaal aspect van dit soort onderwijs: geen luistervaardigheid en toch
een cassette met de voorgelezen teksten. Andermaal: het gaat om een hulpmiddel
bij het memoriseren en bij het herkennen van structuur in zinnen die daardoor
iets toegankelijker worden. Zo is het groeperen van woorden tot woordgroepen,
een essentieel onderdeel van het herkennen van zinsstructuur, gemakkelijker als
de menselijke stem laat horen hoe de globale structuur verklankt wordt.
U vraagt zich af hoe de leeslessen in de praktijk in hun werk gaan. Welke
handelingen moeten de studenten met de tekst doen en welke vaardigheden worden
geoefend? Hoe speelt in de praktijk van de les de grammatica een rol? Hoe wordt
het woordenboekgebruik geoefend? Kortom een hele serie didactische vragen.
Kunnen de studenten na 75 contacturen deze teksten ook werkelijk lezen en
vertalen?
Daarvoor bekijken we de praktijk aan de Universitas Hasanuddin te Makassar, waar
geschiedenisstudenten met de twee boeken werken.
De lessen 1-5 van het eerste studentenboek zijn bedoeld om de Nederlandse zins-,
woordgroep- en woordbouw te leren herkennen. Les een is in het Indonesisch en is
bedoeld als introductie over het Nederlands, en als opfrisser over
taalelementen, taalanalyse en taalfuncties. In de eerste les kan de docent de
belangrijkste kenmerken van de Nederlandse zinsconstructie laten zien: waar het
onderwerp, de persoonsvorm, het object en de bijwoordelijke bepaling staan in
een mededelende enkelvoudige zin. Deze worden dan vergeleken met het
Indonesisch, waar deze taalfuncties niet altijd dezelfde plaats innemen.
In het jaar |
1864 |
/haalde / Nienhuys |
/ een aantal hadjis |
/uit Penang. |
(Di tahun |
1864 |
/Nienhuys / mendatangkan |
/ sejumlah hadji |
/dari Penang.) |
De toepassing van contrastieve grammatica is economisch meestal effectief. Bij
het begrip PV (persoonsvorm) en het gebruik van tempus, die het Indonesisch niet
kent, komt de vergelijking met het Engels van pas. Het is interessant om en
passant ook aandacht te besteden aan woorden in het Indonesisch die overgenomen
zijn uit het Nederlands. Deze eerste vijf lessen gaan over de Nederlandse taal.
Er worden voorbeeldzinnen gebruikt die direct te maken hebben met de realiteit
of | |
| |
historische voorbeeldzinnen, bv. ‘De Diponegoro-oorlog duurde
van het jaar 1825 tot 1830‘. Bij de grammaticale uitleg is het grammaticaboekje
van groot belang als naslagwerk, waar de student telkens in kan opzoeken hoe het
ook alweer zit. Bijvoorbeeld de pronomina die voor sprekers van westerse talen
een heel simpel begrip zijn, maar voor Indonesiërs - die geen verschil maken
tussen de persoonlijke voornaamwoorden als subject, object of als bezittelijk
voornaamwoord - veel problemen opleveren. De docent kan de gelijkenis met het
Engels noemen, de bedoelde bladzij aanwijzen en de studenten de taak geven om ze
te memoriseren. Dit is een voorbeeld van een grammaticaal onderwerp dat niet
veel uitleg vergt, hetgeen ook geldt voor de lidwoorden, preposities,
telwoorden, negatie, enz., de groep onveranderlijke woorden. Deze kunnen ze
direct leren. Met andere woordklassen, zoals het werkwoord is dat heel anders.
Die zijn voor Indonesiërs heel complex, en daarom moet het probleem van de
werkwoorden stap voor stap opgebouwd worden, gelijklopend met de zinsbouw in
teksten die steeds complexer worden. De herkenning van het karakteristieke van
een woordgroep is van groot belang. Vele Nederlandse woorden hebben eenzelfde
vorm, maar andere functies en soms ook betekenissen. Studenten zoeken het woord
‘boeren’ in een zin als: ‘In Bantam kwamen de boeren in opstand tegen Sultan Ali
Hadji.’ direct bij het werkwoord boeren, en niet bij het
zelfstandig naamwoord ‘boer’. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor woorden als
‘bergen’, ‘was’, ‘zijn’, ‘meer’, enz. die verschillende taalfuncties kunnen
bekleden met wisselende betekenissen.
Wat aan het begin van de lessen besproken moet worden, is de spelling van het
Nederlands en dat gebeurt dan ook in de eerste les van de grammatica. Dit is van
belang om woorden op de juiste plaats in het woordenboek te kunnen zoeken.
Woorden die veranderingen ondergaan (vervoegingen, verbuigingen en afleidingen),
ondergaan vaak ook een verandering in de schrijfwijze. De Nederlandse taal past
een zeer fonetische spelling toe, die voor Indonesiërs vreemd en onpraktisch is,
want ze moeten die woorden weer herleiden tot de oorspronkelijke vorm om ze te
kunnen opzoeken in het woordenboek. Een heel simpele verandering in het
adjectief kan bij Indonesische studenten een misstap veroorzaken, bv. dat ze het
woord ‘hele’ bij ‘hel’, ‘gele’ bij ‘gel’ of ‘lage’ bij ‘lag’ zoeken. Hetzelfde
geldt voor de meervoudsvorming met -en | |
| |
(‘taken’ zoeken ze bij ‘tak’
en ‘zaken’ bij ‘zak’) en de vervoegingen bij de werkwoorden.
Gezien de problemen die Indonesische studenten zullen ondervinden bij de
grammatica, wordt in die eerste vijf lessen niet te diep ingegaan op de
problemen. Dat schrikt hun af. Het belangrijkste is dat ze eerst een algemeen
inzicht krijgen in de grammatica. Later moeten ze ieder probleem leren oplossen
in de lessen die ze onder ogen krijgen.
De teksten van de lessen 6 t/m 13 in het eerste boek zijn afkomstig uit een en
hetzelfde boek. De opbouw van elk hoofdstuk is gelijk, de opdrachten zijn steeds
dezelfde. De bedoeling ervan is om deze bij de studenten in te prenten, om een
bepaalde attitude en werkwijze te ontwikkelen voor later als ze zelfstandig te
werk moeten gaan met andere teksten. Ze moeten de gewoonte ontwikkelen om zinnen
altijd eerst te analyseren naar de taalfuncties, de woordgroepen te leren
herkennen (zelfstandig naamwoord, bijwoord, bijvoeglijk naamwoord of
prepositioneel) en woorden kunnen terugvoeren tot hun basisvorm. De studenten
willen altijd zo snel mogelijk alles afwerken, en beginnen steeds weer direct
hun woordenboeken te pakken zonder eerst te analyseren, en dit kan leiden tot
lachwekkende (of trieste) vertalingen, zoals: ‘De koelies liepen altijd weg’,
dat wordt vertaald als: ‘Kuli-kuli itu berjalan selalu di jalan’ (De koelies
lopen altijd op de weg).
Iedere les bestaat uit de volgende delen (zie bijlage 2, kopie van les 10):
1. | Een tekst die uit tien tot dertien zinnen bestaat. De docent geeft
een korte introductie waar de tekst over gaat. Deze wordt (gevarieerd in
volgorde en naar gelang de situatie) voorgelezen door de docent, samen in de
klas of eerst thuis van de cassette beluisterd, samen nagezegd door de
studenten, door de studenten om beurten per zin gelezen, enz. Daarna
bestuderen de studenten deze tekst met de woorden die in de woordenlijst
eronder staan. De tekst moet minimaal drie keer gelezen en/of beluisterd
worden om de woorden te kunnen herkennen, goed te leren uitspreken, de
woordgroepen van elkaar te leren afbakenen en de tekst in grote lijnen te
begrijpen. |
| |
| |
2. | Een lijst van woorden, woordgroepen en collocaties die in de tekst
gebruikt worden. In boek 2 worden alleen nog de moeilijke en nieuwe
woorden in deze lijst opgenomen. De studenten worden zo gedwongen de woorden
die niet in de lijst voorkomen op te zoeken in het Nederlands-Indonesisch
woordenboek. Achterin het boek staat een woordenlijst met alle in het
boek voorkomende woorden. |
3. | Taken. De taken worden in het algemeen in de klas behandeld. De
studenten werken voornamelijk in groepen, waardoor ze met elkaar moeten
samenwerken. De taak van de docent beperkt zich tot het inleiden van een
nieuwe tekst en bij het helpen oplossen van problemen waar de studenten zelf
niet uitkomen. De docent fungeert als begeleider, als mediator. De taken
worden soms verdeeld; dan krijgen de studenten een individuele taak. Dat is
om te zorgen dat iedereen actief meedoet, want meestal kan je zien wie er
meer talent heeft, wie ijverig is en wie er alleen maar wat bij hangt. Als
een les niet klaar komt binnen de hiervoor vastgestelde honderd minuten, dan
moeten de opdrachten thuis afgemaakt worden, als groep of individueel.
Woorden leren en het volgende hoofdstuk voorbereiden wordt altijd als
huiswerk opgegeven. |
De opdrachten in het boek hebben de volgende ordening:
a. | Grondwoorden opzoeken: de bedoeling is dat de studenten leren woorden te
herleiden tot het grondwoord zodat ze het grondwoord kunnen opzoeken in het
woordenboek. Deze woorden zijn meestal ook de sleutelwoorden. Zo leren ze
een zin snel begrijpen. De studenten moeten in deze periode het
Nederlands-Indonesisch woordenboek leren gebruiken, de gebruikte tekens en
afkortingen leren begrijpen en handigheid in het snel opzoeken van woorden
krijgen. Taalverwervingsdocenten weten allen uit de volgende voorbeelden
voor welke valkuilen de studenten moeten worden behoed.
- ramen ---- |
1. beramen (ww) 2. raam (znw) |
- woonden ---- |
wonen |
- waren ---- |
1. waar (znw) 2. zijn (ww) |
|
| |
| |
| Ook samengestelde woorden moeten ze kunnen ontleden:
- dienstverband - dienst + verband |
- strafbepaling - straf + bepalirig |
Behalve de betekenis opzoeken van de lexemen die de samengestelde
woorden vormen, moeten ze daarna de betekenis in de Indonesische
woordstructuur zetten, waarin de volgorde net anders is. Collocaties
zijn altijd moeilijk, want die moeten ze (her)kennen en domweg uit het hoofd
leren, zoals:
- in verval raken |
- onder contract staan |
|
b. | Grammatica-uitleg en oefeningen: eerst wordt een korte uitleg gegeven en
daarna volgt een aantal oefeningen over zinsconstructie en
(werk)woordvormen. Het belangrijkste is om de zinnen te kunnen analyseren
tot woordgroepen die overeenkomen met hun taalfuncties. Wat de studenten het
moeilijkst vinden is de tangconstructie, ofwel het gescheiden plaatsen van
de werkwoorden binnen een zin, speciaal bij samengestelde werkwoorden. (Zie
bv. bovenstaand voorbeeld van ‘weglopen’, ook ‘overlopen’, ‘oversteken’,
enz.) |
c. | Verwijswoorden: deze zijn heel belangrijk voor het ontdekken van samenhang
in de tekst. Studenten zien ze vaak over het hoofd, en krijgen hierdoor
problemen bij het vertalen. Als een zelfstandig gebruikt aanwijzend
voornaamwoord de zin opent, zal de student geneigd zijn het tweede woord als
zelfstandig naamwoord op te vatten. Voorbeeld: ‘Deze droeg zijn
bevoegdheden aan de planters over’. |
d. | Vertalen: studenten leren de woorden op te zoeken, woordgroepen als een
geheel te vertalen en de zinnen in een grammaticaal correct en begrijpelijk
Indonesisch te vertalen. |
e. | Tekstbegrip: hier staan drie tot vier vragen over het kernprobleem van de
tekst. De vragen zijn in het Indonesisch, en moeten ook in dezelfde taal
beantwoord worden om te zien of de studenten de tekst inderdaad goed hebben
begrepen. |
| |
| |
f. | Woordenschat: hier staan de belangrijkste en nieuwe woorden, woordgroepen
of collocaties die de studenten moeten leren. Dit wordt meestal als huiswerk
opgegeven. |
We weten dat twee doelstellingen centraal staan, namelijk begrijpend lezen en
vertalen. De docent kan deze vaardigheden afwisselend oefenen, door een andere
volgorde van de taken toe te passen, met op de eerste plaats het vertalen en het
toetsen van tekstbegrip. In latere lessen (als de studenten reeds een redelijke
woordenschat hebben), kan de docent proberen om na het opzoeken van een aantal
sleutelwoorden direct het tekstbegrip te toetsen bij de studenten. Dit zal goede
resultaten laten zien wanneer ze zich de analyse-attitude reeds eigen hebben
gemaakt en die kunnen toepassen.
Het eerste gedeelte van boek twee (les 1 t/m 6) is een voortzetting van het
eerste boek, alleen op een hoger niveau. De overstap van boek een naar boek twee
verloopt soepel, omdat de niveaus goed aansluiten.
In het tweede gedeelte leren de studenten niet alleen Nederlands, maar ze
ontwikkelen ook andere kennis die te maken heeft met het leren opzoeken en
gebruiken van bronnen, de zogenaamde ‘heuristiek’. De teksten laten
verschillende versies zien van titels, ondertitels en de afkortingen die erbij
horen. Ook maken ze kennis met bekende schrijvers die ieder hun eigen
schrijfstijl en woordkeuze hebben, ook met verschillende teksttypes als
registers, dagboeken, brieven, besluiten en grafieken. Bij het behandelen van
deze teksten is het goed om af en toe een andere tekst over hetzelfde onderwerp
te nemen. Laat de studenten beide teksten naast elkaar leggen en laat ze de
gemeenschappelijke of verschillende gedachtegang en gegevens vergelijken, en
vraag ze hun opinies daarover. Deze werkwijze motiveert de studenten en opent
hun ogen voor het belang van de studie.
In deze periode moeten de studenten ook leren omgaan met een
Nederlands-Nederlands woordenboek. Eerst zouden ze een synoniemenwoordenboek
kunnen raadplegen, en langzamerhand van handwoordenboeken (van
Koenen
bijvoorbeeld) tot de grote
Van Dale
kunnen opklimmen. Hierbij moet niet te gemakkelijk gedacht worden over
woorden- | |
| |
boekgebruik. Vóór de studenten de driedelige Van Dale echt kunnen gebruiken, moeten ze heel wat geoefend hebben.
De oefeningen in boek twee zijn tot en met les 18 van hetzelfde type en staan in
dezelfde volgorde als in boek een. Alleen staat hier geen woordenlijst met
verklaring; de studenten moeten zelf de betekenis van deze sleutelwoorden of
begrippen in het woordenboek opzoeken. De rest van de oefeningen verschilt niet
van het eerste boek.
Het derde gedeelte (les 19 t/m 24) is een beetje anders omdat men hier niet
alleen te maken heeft met de problemen van woordenschat en zinsstructuur, maar
ook met oude drukletters of handschrift (zie Bijlage 1, voorbeeld 6 en 7).
Wanneer men in het tweede gedeelte al is begonnen met de oude spelling, krijgt
men in deze teksten problemen met een nog oudere taalvorm, oude druk en oude
woord- en zinsconstructies. Daarom ligt hier de nadruk op het ontcijferen van de
oude druk of van het handschrift. De opdrachten zijn doorgaans eerst gericht op
het overschrijven van het originele tekst (transcriptie), en daarna pas op de
herhaling in modern Nederlands. Op deze wijze komt men tot een goed begrip van
de gehele tekst.
Ondanks dat in de inleiding vele dingen worden uitgelegd, is het in het begin
heel moeilijk te zien wat er nou precies in de tekst staat. Het herkennen van
oude drukletters of van handschrift gaat via herhaalde herkenning van de vorm
van deze letters. Ook een grote kennis van woordenschat en van de spelling is
hier van belang om de tekst te kunnen begrijpen. Doorgaans laten we de studenten
de eerste keer de teksten niet zelfstandig ontcijferen. Een indirecte benadering
(deductief) geeft een beter resultaat: de studenten, na de uitleg over de oude
spelling en woordenschat, nemen zowel de transcriptie als de tekst in modern
Nederlands mee naar huis, om die naast de originele tekst te leggen, en zo de
verschillen die er zijn te bestuderen. Hierdoor kunnen ze de daaropvolgende
teksten makkelijker ontcijferen. Het oefenen gaat stap voor stap: de
sleutelwoorden en woorden die afwijken van de nieuwe spelling moeten eerst
opgezocht worden, daarna moeten de zinnen in de nieuwe spelling opgeschreven
worden en hertaald. Het bezit van oude woordenboeken (toevallig bezitten we een
Van Dale van het jaar 1950) is hier zeer nuttig.
| |
| |
De ontcijfering van een oude titelpagina met titels en ondertitels is voor de
studenten minder problematisch (ondanks de oude drukvorm), omdat de korte zinnen
en woordgroepen minder problemen opleveren dan de lange teksten waarin over het
algemeen langere zinnen voorkomen. Bij het lezen van fragmenten van
archiefstukken die in handschrift zijn, is het raadzaam de volgorde van
opdrachten in het boek te volgen. De studenten moeten eerst kennismaken met de
bouw/het model van deze registers, akkoorden, besluiten, enz., en met de
belangrijkste aspecten van zulke papieren (soort, van wie, aan wie gericht,
datum, kern van de zaak). Daarna komt het ontcijferen van afkortingen, oude
woorden/woordstructuur en sleutelwoorden. Als laatste moeten een aantal gerichte
vragen beantwoord worden, om te toetsen of de tekst globaal is begrepen. Oude
teksten vergen veel meer tijd dan moderne teksten, maar het is van belang om
alles heel secuur te doen. Het herhaalde oefenen geeft een betere kennis van de
oude schrijfwijze, woord-/woordgroepstructuur, zodat het lezen vloeiender wordt.
Het bijna onmogelijke, nl. teksten leren lezen binnen zo'n korte tijd, door een
groep Indonesische studenten, van wie de taal heel anders is en die geen woord
Nederlands kenden, is blijkbaar toch mogelijk. Het is niet zo dat ze allemaal na
drie semesters bronnentaal (± 75 klokuren), alle mogelijke teksten zelfstandig
kunnen lezen, maar wel kan minstens 45% van de groep zich goed redden met het
ontcijferen van teksten (5% zelfs uitstekend, 35% redelijk, terwijl 15% - om
welke redenen dan ook - hopeloos is).
De sleutel tot succes is actief leren en continuïteit. Studenten die zelf alles
willen uitzoeken, de regels volgen en thuis regelmatig herhalen, krijgen de
smaak te pakken van een interessant studieobject. Daartoe is dit historisch ABC
een hulpmiddel.
| |
| |
| |
Bijlage 1 Historisch ABC in 35 lessen
Voorbeeld 1:
1. | Dit is een cursus Nederlandse taal voor beginners. |
2. | Deze Nederlandse taalcursus is gemaakt voor Indonesische docenten en
studenten. |
3. | U moet Nederlandse teksten leren lezen en vertalen. (EE 9a, p.
14) |
Voorbeeld 2:
1. | De agrarische wet van 1870 maakte een einde aan het Cultuurstelsel. |
2. | Dit leidde tot particuliere investeringen uit Nederland en de groei
van grote landbouwondernemingen. |
3. | De eerste Nederlandse ondernemer in Deli heette J. Nienhuys. (EE
9a, p. 42) |
Voorbeeld 3:
8. | Aan de werfkantoren in Penang en Singapore moest steeds meer betaald
worden. |
9. | Ronselaars probeerden arbeiders van de ene plantage weg te lokken naar
de andere, zodat zij commissie konden vragen. |
10. | In 1879 werd de Deli Planters Vereeniging opgericht, en werden
afspraken gemaakt over uniformering van arbeidscontracten. (EE 9a,
p. 98) |
Voorbeeld 4:
De cijfers over de ongezondheid die in het VOC-archief bewaard zijn gebleven,
bestaan uit twee categorieën: het aantal compagniesdienaren dat jaarlijks of
maandelijks in Batavia is overleden en het aantal Christelijke inwoners, dat
in de stad is begraven.
(EE 10a, p. 42)
| |
| |
Voorbeeld 5:
Dat er bedoeling en lijn liggen in dit sympathie-winnen van de oosterse
volkeren ligt nogal voor de hand. Ik moet mij al heel sterk vergissen, of
zij hebben bij onze kleinburgers, middenstanders en ambtenaren bereikt dat
die zich de laatste jaren meer en meer naar Japan wenden voor de studie van
hun zoons en dochters, evenals voor hun culturele ontwikkeling.
(EE 10a, p. 66)
Voorbeeld 6:
(EE 10a, p. 106)
Voorbeeld 7:
(EE 10a, p. 132)
Voorbeeld 8:
7. | Deze droeg zijn bevoegdheden aan de planters over. (EE 9a, p.
74) |
| |
| |
| |
Bijlage 2 Historisch ABC in 35 lessen Pelajaran 10 Koelies en
het strafrecht
| |
Tugas a: Mendengarkan dan membaca
Dengarkan teks berikut ini. Anda akan mendengar teks ini dua kali.
Cobalah untuk ikut membaca. Pelajari kata-kata penting beserta
terjemahannya.
Waktu: 5 menit
1. | Het dienstverband van de koelie was gebaseerd op schuld. |
2. | De planter betaalde de schuld van de koelie en liet hem een
contract tekenen. |
3. | Dit contract verplichtte de koelie om zijn schuld met arbeid terug
te betalen. |
4. | Wat was de duur van zo'n contract? De diensttijd was minimaal een
jaar. |
5. | Volgens de adat had de planter het recht de koelie te straffen als
hij zijn verplichtingen niet nakwam. |
6. | De eigenlijke rechtsmacht over de koelies rustte bij de Sultan. |
7. | Deze droeg zijn bevoegdheden aan de planters over. |
8. | Zij kregen op die (legale) manier vrijwel volledige zeggenschap
over de koelies. |
9. | Het koloniale bestuur probeerde een eind te maken aan deze
vergaande autonomie. |
10. | Vanaf 1873 was er een assistent-resident in Deli, die de
rechtsmacht had over de Chinese koelies. |
| |
Daftar kata
het strafrecht |
- hukum pidana |
het dienstverband |
- ikatan kerja |
gebaseerd op |
- didasarkan atas |
schuld |
- utang |
| |
| |
betaalde |
- membayar |
liet tekenen |
- menyuruh menandatangani |
verplichtte |
- mewajibkan |
met arbeid |
- dengan bekerja |
terugbetalen |
- membayar kembali |
de duur van zo'n contract |
- jangka waktu kontrak semacam itu |
diensttijd |
- lamanya ikatan kerja |
volgens de adat |
- menurut adat |
het recht hebben |
- mempunyai hak |
straffen |
- menghukum |
zijn verplichtingen |
- kewajibannya |
nakwam |
- memenuhi |
de eigenlijke rechtsmacht over |
- kekuasaan hukum sebenarnya atas |
rustte bij |
- berada pada |
droeg [...] over |
- mengalihkan |
zijn bevoegdheden |
- kewenangannya |
kregen zeggenschap over |
- memperoleh kekuasaan atas |
op die manier |
- dengan cara demikian |
vrijwel volledig |
- hampir sepenuhnya |
probeerde |
- mencoba |
een eind te maken aan |
- mengakhiri |
deze vergaande autonomie |
- otonomi yang terlalu luas ini |
vanaf |
- sejak |
| |
Tugas b: Penentuan pola dan makna kata
b.1. Penjelasan
Dalam teks di atas terdapat beberapa kolokasi yang perlu diperhatikan,
yakni:
- zeggenschap krijgen over |
(8) |
= memperoleh kekuasaan atas |
- een eind maken aan |
(9) |
= mengakhiri |
Juga ada beberapa verba berpreposisi tetap:
- baseren op |
(1) |
= berdasarkan atas |
- overdragen aan |
(7) |
= mengalihkan pada |
| |
| |
Pada teks di atas juga ada beberapa verba yang dapat dipisahkan:
- terugbetalen |
(3) |
= membayar kembali |
- nakomen |
(5) |
= memenuhi |
- overdragen aan |
(7) |
= mengalihkan pada |
b.2. Tugas
1. Apakah kata dasar kata yang berikut:
|
Kalimat |
Kata dasar |
gebaseerd |
1 |
__________ |
betaalde |
2 |
__________ |
liet |
2 |
__________ |
tekenen |
2 |
__________ |
verplichtte |
3 |
__________ |
rustte |
6 |
__________ |
bevoegdheden |
7 |
__________ |
2. Tuliskan terjemahan yang tepat dari kata-kata itu di sebelah atas
kalimat yang bersagkutan.
3. ‘Dienstverband’ (1) dan ‘diensttijd’ (4) merupakan kata majemuk. Dari
dua kata mana saja kata itu dibentuk?
dienstverband: |
_____ + _____ |
diensttijd: |
_____ + _____ |
4. Kata ‘vergaande’ sulit difahami maknanya.
Apa kata dasar dari kata itu?
------------------------------------------------------------------------------
| |
| |
Dari dua kata mana kata itu dibentuk?
------------------------------------------------------------------------------
Apa artinya?
------------------------------------------------------------------------------
(Untuk penjelasan lihat butu tata bahasa 2.2.2.)
Waktu: 20 menit.
| |
Tugas c: Penentuan pola kalimat
c.1. | Penjelasan Dalam kalimat Belanda dibedakan antara kalimat
berita dan kalimat tanya. Urutan yang lazim dalam kalimat berita
adalah:
S |
PV |
OL |
K |
SP |
Ik |
heb |
mijn les |
gisteren |
vertaald. |
Seringkali bukanlah S (ik) yang menduduki bagian pertama,
tetapi bagian kalimat lain, misalnya OL (mijn les) atau K
(gisteren). Dalam keadaan demikian PV tetap berada di tempat kedua;
S hampir selalu di belakang PV. Dengan demikian kita mendapat urutan
berikut:
K |
PV |
S |
OL |
SP |
Gisteren |
heb |
ik |
mijn les |
vertaald. |
OL |
PV |
S |
K |
SP |
Mijn les |
heb |
ik |
gisteren |
vertaald. |
(Lihat buku tata behasa paragraf 3.1.A)
Sebuah kalimat tanya dapat diawali dengan PV atau kata tanya
seperti ‘wie’, ‘waarom’, atau ‘wat’. Urutan bagian kalimat lain
tetap seperti yang dimiliki kalimat berita.
PV |
S |
OL |
K |
SP |
Heb |
ik |
mijn les |
gisteren |
vertaald? |
|
| |
| |
|
S |
PV |
OL |
K |
SP |
Wie |
heeft |
de les |
gisteren |
vertaald? |
(Lihat buku tata bahasa bagian 3.1.B) Waktu: 10 menit
untuk penjelasan. |
c.2. | Tugas:
1. | Kalimat mana saja dari teks pelajaran 10 yang subyeknya
terletak setelah PV? Tandailah PV dan S dalam
kalimat-kalimat itu. |
2. | Beri alasan mengapa S terletak di belakang PV pada kalimat
yang ditanyakan pada pertanyaan 1. Jawab dengan:
(i) | jika ada bagian kalimat lain yang menduduki tempat
pertama; |
(ii) | jika merupakan kalimat tanya yang diawali dengan
PV; |
(iii) | jika kalimat tanya dimulai dengan kata
tanya. |
|
|
Waktu: 10 menit.
| |
Tugas d: Kepaduan kalimat
1. Ke unsur lain yang mana kata berikut mengacu?
hem |
(2) : |
__________ |
zijn |
(5) : |
__________ |
zij |
(8) : |
__________ |
die |
(8) : |
__________ |
2. Apa yang dimaksud dengan deze dalam frasa ‘deze vergaande autonomie’
(9)?
------------------------------------------------------------------------------
Waktu: 10 menit.
| |
| |
| |
Tugas e: Terjemahan
1. | Tulis terjemahan kata demi kata di sebelah atas kalimat 5. |
2. | Terjemahkan kalimat 9 dan 10 ke dalam bahasa Indonesia yang
baik. |
Waktu: 15 menit.
| |
Tugas f: Pemahaman teks
Jawab pertanyaan yang berikut dan sebutkan dari kalimat yang mana jawaban
itu diperoleh.
1. | Apa yang dimuat dalam kontrak bagi para kuli?
------------------------------------------------------------------------------ |
2. | Apa atau siapa yang memberi hak kepada penguasa atau pengawas
perkebunan untuk menghukum kuli bila ia melanggar kontrak?
------------------------------------------------------------------------------ |
3. | Apakah pemerintah kolonial menganggap praktek itu baik?
------------------------------------------------------------------------------ |
Waktu: 10 menit.
| |
Tugas g: Menghafalkan
Tulis terjemahan dari kata dan kolokasi yang berikut dan pelajari:
|
Terjemahan |
dienstverband |
__________ |
schuld betalen |
__________ |
een contract tekenen |
__________ |
verplichtingen nakomen |
__________ |
de rechtsmacht |
__________ |
bevoegdheden |
__________ |
volledige zeggenschap |
__________ |
|
|