Colloquium Neerlandicum 13 (1997)
(1997)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNederlands 200 jaar later. Handelingen dertiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Taalkunde en taalverwerving | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het begin van de zin, in functioneel perspectief
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in een hoofdzin vóór de persoonsvorm staan. Eerst zal ik hiervoor kort de visie van Daneš (1974b) schetsen en dan die van Virtanen (1992a, b). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1 DanešOm de informatiegeleding in zinnen aan te duiden zijn uiteenlopende karakteriseringen voorgesteld. Vooral in het voetspoor van Mathesius en andere Praagse taalkundigen wordt de zinsinformatie vaak verdeeld in thema en rhema.Ga naar voetnoot2 Bezie bijvoorbeeld de zinnen (1) en (2). (1) Je stem klinkt te zacht. (2) Misschien moet je de microfoon wat hoger doen. Stel dat iemand in de situatie waarin ik hier sta te spreken, mij die tekst toeroept. Dan is het element je stem te begrijpen als het thema van zin (1); het element klink te zacht fungeert daarbij als rhema. In zin (1) heeft de informatiegeleding een linker- en rechterdeel. Maar de informatie kan ingewikkelder verdeeld zijn, zoals zin (2) laat zien. Hier is het niet het meest linkse element misschien dat we als thema moeten opvatten, maar de constituent je. Het is niet plausibel dat misschien als thema dienst zou doen, want de zin gaat daar niet over. Zin (2) heeft eerst en vooral betrekking op de persoon aangeduid met je. De bepaling van de informatieverdeling en de definiëring van de twee soorten informationele categorieën, thema en rhema, mogen simpel lijken, tot dusver zijn ze echter maar weinig geslaagd te noemen. Het kernprobleem lijkt hierbij dat het informationele onderscheid vaak twee doelen moet dienen. Enerzijds wordt aangenomen dat de informatiegeleding van zinnen in dienst staat van het tekstverband en daardoor een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zinexterne functie heeft. In die visie wordt de informatiegeleding niet alleen door het voorafgaande bepaald, maar is die ook bepalend voor wat volgt. Anderzijds wordt aangenomen dat de informatiegeleding tevens een zininterne functie heeft. Het uitgangspunt is daarbij dat met de zin iets aan de orde wordt gesteld over een constituent van die zin. Die constituent is het thema; wat erover gezegd wordt, is het rhema. Uiteraard is overwogen om de externe en interne functies principieel te scheiden. Daneš (1974b: 109) verwerpt echter de gedachte om aan het thema uitsluitend een zininterne functie toe te schrijven, waarbij die functie dus niet bepaald of medebepaald zou worden door wat eraan vooraf is gegaan. Hij betwijfelt dat de keus van het thema toevallig en ongemotiveerd zou zijn en dat iedere structurele samenhang met de tekst zou ontbreken. Hij ziet een samenhang tussen de keus van het thema en de van zin tot zin voortgaande presentatie van informatie in een tekst. In opeenvolgende zinnen onderscheidt Daneš enkele informationele hoofdpatronen. Wat zijn hun kenmerken? Bezie om te beginnen figuur 1, die een reeks met een thema-rhemaschakeling weergeeft.
Figuur 1. Reeks met een thema-rhemaschakeling (Daneš 1974b: 118)
Het patroon van figuur 1 licht Daneš toe met onder meer tekst (3); wat hij als thema opvat, is hier schuin gedrukt. (3) The first of the antibiotics was discovered by Sir Alexander Fle[m]ing in 1928. In de eerste zin van tekst (3) is het belangrijkste element van het rhema Sir Alexander Fleming. Op dat element gaat de tweede zin door met He, dat daar fungeert als thema. In de tweede hoofdzin is a certain species of germ de kern van het rhema; op dat element wordt vervolgens doorgegaan met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
which, dat op zijn beurt als thema dienst doet. Laten we nu figuur 2 bekijken, die een reeks weergeeft waarin het thema constant is. Dit patroon wordt toegelicht met onder andere tekst (4). In de achtereenvolgende zinnen duiden de cursief gedrukte elementen het thema aan; dat heeft in die zinnen betrekking op dezelfde entiteit.
Figuur 2. Reeks met een constant thema (Daneš 1974b: 118)
(4) The Rousseauist especially feels an inner kinship with Prometheus and other Titans. Figuur 3 laat vervolgens een hoofdthema zien, waarvan verschillende subthema's worden uitgewerkt. Dit patroon licht Daneš toe met onder meer tekst (5). De elementen die gecursiveerd zijn, vormen de reeks subthema's; ze noemen stuk voor stuk een facet van Roemenië.
Figuur 3. Reeks met een hoofdthema en subthema's (Daneš 1974b: 119)
(5) (...) Rumänien liegt am Schnittpunkt des 45. Breitenkreises mit 25. Längenkreis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die Bodenfläche des Landes beträgt 235 000 Quadratkilometer; In tekst (5) blijken de plaatsbepalingen Im Westen en Im Süden als thema te fungeren. Dus het is niet steeds het subject dat in de visie van Daneš als thema dienst doet. Figuur 4 ten slotte vormt een combinatie van de patronen in figuur 1 en 2. Het rhema van de eerste zin wordt in de volgende zinnen thematisch opgesplitst. Dit patroon licht Daneš toe met onder meer een tekst als (6). In de eerst zin is het gecursiveerde element het rhema, in de volgende zinnen zijn de thema's gecursiveerd.
Figuur 4. Reeks met een opgesplitst rhema (Daneš 1974b: 120)
(6) All substances can be divided into two classes: elementary substances and compounds. Wat kan in het bijzonder waardevol zijn aan de thema-rhema-analyse van Daneš? Het lijkt de moeite waard om na te gaan of in Nederlands tekstmateriaal systematisch patronen voorkomen zoals Daneš onderscheidt. In het onderzoek waarvan ik hier verslag doe, breng ik de volgende beperking aan op de werkwijze van Daneš. Ik zal het niet hebben over wat hij allemaal als thema opvat. Ik beperk me tot een vormelijk gegeven, name- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijk het element in de hoofdzin dat direct aan de persoonsvorm voorafgaat.Ga naar voetnoot3 Zo'n element kan syntactisch uiteenlopende functies hebben: het kan het onderwerp of lijdend voorwerp zijn, maar bijvoorbeeld ook een bepaling. Hierbij doet het er niet toe of het vooropstaand element in de ogen van Daneš als thema te beschouwen zou zijn. Voor mijn onderzoek zal het criterium dus zijn dat het element direct voorafgaat aan de persoonsvorm van een hoofdzin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 VirtanenMet de inzichten van Daneš valt het onderzoek te verbinden dat Virtanen (1992a, b) verricht heeft bij twee soorten Engelse teksten, namelijk verhalen en routebeschrijvingen. Wat zij daarin onderzocht heeft, is de tekstuele functie van tijds- en plaatsbepalingen in de eerste zinspositie. Beide typen zinsinitiële bepalingen dragen volgens haar bij aan de continuïteit en de geleding van de tekst. Bovendien vormen die bepalingen telkens het uitgangspunt voor de teksteenheid die ze inleiden (Virtanen 1992b: 112).Ga naar voetnoot4 Als voorbeeld van een narratieve tekst geeft ze een fragment uit een sprookje. Het staat afgedrukt onder (7); de zinsinitiële tijdsbepalingen zijn daarin gecursiveerd. (7) One evening the woman found that there was a bit of milk left over after supper. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
On Tuesday, she ordered a whole extra quart of milk from the milkman. By mistake, of course. De cursief gedrukte tijdsbepalingen in tekst (7) markeren een keten van episodes. Opmerkelijk is de anticiperende rol van de tijdsbepaling on Monday op de vijfde regel (Virtanen 1992a: 168-169). De strategische plaatsing van de zin met deze bepaling sluit niet alleen de eerste episode krachtig af, maar roept tegelijkertijd een serie episodes op, geleed in een patroon waarin de dagen van de week een sterk structurerende rol spelen. Hebben de alinea's die beginnen met een dagaanduiding, meer gemeen dan zo'n begin? De prominente positie van de dagaanduiding roept van keer tot keer de verwachting op dat er iets zal gebeuren dat lijkt op het gebeuren van de vorige dag. Daarin komen de episodes die na een dagaanduiding verteld worden, telkens inhoudelijk overeen: steeds is er voedsel over door een al te ruimhartig aankoopbeleid. On Sunday moet dan wel leiden tot een anticlimax. Als we Virtanens benadering vergelijken met die van Daneš, kunnen we twee punten vaststellen. Het patroon dat kenmerkend is voor de structuur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van het sprookjesfragment, lijkt op het patroon met een constant thema, maar strikt genomen is het thema wisselend, en wel zo dat het thema telkens een element is uit een conventioneel geordende verzameling conceptueel verwante elementen.Ga naar voetnoot5 We kunnen het patroon weergeven met figuur 5.
Figuur 5. Reeks met conceptueel gelijksoortige, conventioneel opeenvolgende thema's De dagaanduidingen in de verschillende alinea's maken deel uit van een serie elementen die gewoonlijk in een vaste volgorde aan de beurt komen. In deze rij hoort de tijdsbepaling then - na de alinea ingeleid door On Friday - niet thuis. In feite is de bepaling then niet alleen conceptueel van een andere orde, ze heeft ook een andere functie in de tekst. De bepaling brengt een episodische verschuiving aan op dezelfde dag en heeft daarmee een beperktere werking. Het andere punt is dat de patronen die Daneš onderscheidt, steeds gelden voor (achtereenvolgende) zinnen in één alinea. In het sprookjesfragment, echter, gaat het om een patroon dat over een serie alinea's heenreikt. Laten we ons nu richten op Virtanens analyse van plaatsbepalingen. Zij gaat hierbij uit van een routebeschrijving. Het is het beginfragment van een artikel uit een reisgids. De tekst staat onder (8); de zinsinitiële plaatsbepalingen zijn daarin gecursiveerd. (8) From Haymarket station Dalry Road strikes south-west, and leads to the main exit routes to the south-west, to Kilmarnock and Lanark. On the north side in Distillery Lane is the caledonian disttillery | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1855), one of two in the city, producing bulk grain whisky by the continuous patent-still process for blending. When built it contained the largest whisky still in Scotland. By the gate is a traditional farmhouse of 1740 recently restored as an architect's office. Off Dalry Road in Orwell Place is dalry house, a mid 17th-century mansion restored and somewhat altered in 1969 as an old people's day centre. The house is an oblong 3-storey block with 2 semi-hexagonal towers capped with ogee roofs; the one at the south-west corner is a 19th-century addition. Inside is a notable 17th-century ceiling. The house was built for the Chieslie family of Dalry. De plaatsbepalingen in tekst (8) markeren de beschreven route. De bepaling From Haymarket station noemt het uitgangspunt van de route via de hoofdweg Dalry Road. De bepaling On the north side in Distillery Lane situeert de eerste bezienswaardigheid, die via de bepaling By the gate leidt naar een nabijgelegen monument. Dan is volgens de bepaling Off Dalry Road in Orwell Place Dalry House te zien, waar de bepaling Inside aangeeft waar een plafond het bekijken waard is. Aan het begin van de tweede alinea is de routebeschrijving voor het laatst op de hoofdweg Dalry Road georiënteerd. In tekst (8) zien we dat de plaatsbepalingen die relevant zijn voor de routebeschrijving, steeds aan het begin van de zin staan. Ze fungeren als richtingborden door het tekstverloop.Ga naar voetnoot6 Vooral van belang zijn daarbij de plaatsbepalingen die direct georiënteerd zijn op de hoofdweg Dalry Road. Ze verlenen de tekst een spatio-temporele continuïteit (Virtanen 1992a: 190). De procedurele continuïteit wordt versterkt doordat het thematisch patroon van de routebeschrijving bestaat uit conceptueel gelijksoortige thema's, die weliswaar niet conventioneel op elkaar volgen maar die vanuit het perspectief van een reisroute wel gezien kunnen worden als op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
natuurlijke wijze geordend. Gehéél nieuw zijn observaties als die van Virtanen niet, wat het Nederlands betreft. In de Algemene Nederlandse Spraakkunst (Haeseryn e.a. 1997: 1276) wordt opgemerkt dat tijds- en plaatsaanduidingen ‘die een (algemeen) kader scheppen waarbinnen het in de rest van de zin uitgedrukte gebeurt of gesitueerd moet worden’ vooraan in de rest van de zin kunnen staan. Dat ze samen met soortgelijke bepalingen een tekstorganisatorische rol kunnen vervullen, is daar echter niet aan de orde. De teksten (7) en (8) vormen een interessante aanwijzing dat tijds- en plaatsbepalingen niet toevallig in de zinsinitiële positie staan. Virtanen (1992b: 100; Enkvist 1973, 1987) is van oordeel dat ze door hun herhaald voorkomen in die positie een strategische rol vervullen voor de continuïteit van de tekst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3 Aanpak en materiaalZijn de ideeën van onderzoekers als Daneš en Virtanen ook van toepassing op zinsinitiële elementen in Nederlandse teksten? Om dit te onderzoeken wil ik nagaan of het eerste element van hoofdzinnen een systematische functie kan vervullen in de presentatie van informatie in Nederlandse teksten. Centraal in de analyse staat het element dat direct voorafgaat aan de persoonsvorm, bijvoorbeeld het onderwerp of een bepaling. Hierbij blijven buiten beschouwing elementen als voegwoorden, interjecties, aanroep en aanloop. De tekst die ik op de functie van zinsinitiële elementen zal onderzoeken, is Het meesterstuk, de eerste roman van Anna Enquist. Haar boek is in 1994 verschenen. Voor de analyse wordt de geheel herziene editie van 1996 gebruikt. In het bijgevoegde tekstfragment zijn zowel de alinea's genummerd als de hoofdzinnen voorzover ze beginnen met een element voor de persoonsvorm en niet zijn ingebed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Organisatie van de tekstEnquists roman opent met de zin De goudvissen hebben hun jongen opgevreten; daarmee is de centrale thematiek van het boek gegeven. Het leven van de goudvissenfamilie wordt waargenomen door Lisa. Zoals Lisa hierbij observeert en toekijkt, zo is ze toeschouwer bij de wederwaardigheden van een bevriende familie. Deze analogie wordt aan het eind van het boek transparant gemaakt (p. 294): Wat voelt het kind dat bestemd is om voedsel voor zijn ouders te zijn? Als mes en vork op tafel worden gelegd. (...) Dan gaat het kind gehoorzaam tussen het mes en de vork liggen, gekromd als een forel. Dan wacht het kind stil af tot het vlees vezel voor vezel van zijn botten wordt getrokken. Het begin van de eerste zin De goudvissen vormt - ook symbolisch - het vertrekpunt van het romanverhaal. Heeft dit vertrekpunt een bijzondere functie in de tekst? Een vraag als deze valt alleen in een breder kader te beantwoorden. Welke rol speelt het eerste element vooraan in een verhaal, vooraan in een hoofdstuk, vooraan in een alinea, vooraan in een zin? Is de initiële positie van De goudvissen compositorisch van belang op een of meer van zulke tekstniveaus? Kan het initiële zinselement een speciale tekstorganisatorische functie vervullen, zoals Harold (1995) stelt? In zijn visie kan een initieel zinselement inhoudelijk samenhang verlenen aan een tekstdeel. Het kan een indicatie zijn om zo'n tekstdeel van een ander deel te onderscheiden of om er juist een relatie mee te leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laten we eens kijken naar de alinea's 1 en 4, die beginnen met zin 1 en zin 10.Ga naar voetnoot7
De alinea's ingeleid door de zinnen 1 en 10 beginnen beide met een conceptueel verwant element: in zin 1 duidt het de goudvissenouders aan, in zin 10 hun jongen. De twee alinea's staan inhoudelijk nauw met elkaar in verband. De situatie die in alinea 1 embryonaal van start is gegaan, loopt door in alinea 3 en eindigt in alinea 4 met de implicatie dat de moeder haar jongen heeft opgeslokt. Het slot van de alinea luidt:Ga naar voetnoot8
De alinea's 1 en 4 vertonen niet alleen een opvallende formele en conceptuele verwantschap tussen de initiële elementen van beide eerste zinnen, maar ze zijn in hun geheel inhoudelijk sterk aan elkaar gerelateerd. In alinea 1 wordt met de zin De goudvissen hebben hun jongen opgevreten een episode geëntameerd die binnen die alinea niet wordt afgesloten. In die alinea zelf wordt over de kannibalistische gang van zaken geen mededeling meer verstrekt. De details volgen pas in alinea 4. De vergelijkbaarheid van de initiële elementen in de zinnen 1 en 10 kan begrepen worden als een signaal om alinea 4 in nauwe samenhang te zien met alinea 1. Dat de eerste zinnen van deze twee alinea's beide met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
subjéct beginnen, kan op zich nauwelijks of niet gezien worden als een versterking van de tekststructuur. Pas door de combinatie van vergelijkbaarheden wordt het informationele verband tussen de betrokken alinea's geaccentueerd. De subjecten De goudvissen en De visjes staan beide in de zinsinitiële positie en hebben beide betrekking op nauw verwante entiteiten. Doordat deze kenmerken samengaan, kan de parallelle structuur tekstueel bezien als een tekstorganisatorisch signaal fungeren. Zijn er onafhankelijke aanwijzingen dat de conceptuele verwantschap van zinsinitiële elementen systematisch een functioneel karakter kan hebben en niet op louter toeval berust? Laten we nagaan of er in de tekst gevallen zijn die een vergelijkbare combinatie vormen. Hierbij dient het uiteraard te gaan om zinsinitiële elementen aan het begin van alinea's. In het eerste deel van de roman begint een reeks alinea's met de eigennamen Lisa en Lawrence als subject en zinsinitieel element. Die twee elementen Lisa en Lawrence vertonen een vergaande conceptuele samenhang, want het betreft hier niet zó maar twee eigennamen: het zijn de namen van echtgenoten. De alinea's waar het om gaat, zijn alinea 3, 7, 10, 12, 25, 30 en 33. De beginzinnen ervan zijn gemakshalve onder elkaar gezet.Ga naar voetnoot9
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Laten we eerst stap voor stap bezien welke samenhang gemarkeerd zou kunnen zijn tussen de alinea's die met Lisa van start gaan. Vervolgens kunnen we nagaan hoe de alinea's die met Lawrence beginnen, zich daartoe en tot elkaar verhouden. Hierna komen we dan weer bij een alinea waarin Lisa het uitgangspunt is. Tot slot kan de vraag gesteld worden waarom de roman niet met Lisa opent, maar met De goudvissen. Los van het gegeven dat de zinnen 7 en 24 op formeel dezelfde wijze beginnen, lijkt er verder inhoudelijk weinig verband tussen te bestaan. Wat kan dan de aanleiding zijn voor de lapidaire mededeling Lisa is psychiater? Gelet op de thematiek van het boek dringt zich de vergelijking op tussen Lisa in haar rol van toeschouwer bij de goudvissenwereld in de ton en haar rol als psychiater. Grond voor die veronderstelling is onder meer te vinden in de zinnen 18 en 19.
In dit fragment zien we Lisa via de wereld van de vissen geconfronteerd met het leven in het algemeen, eerst waar ze gekarakteriseerd wordt als iemand ‘die met moeite heeft leren accepteren dat het leven is zoals het is’ en dan wanneer ze bij de ton zit ‘om het wrede universum geboeid te beschouwen’. Die beschouwing strekt blijkens de woordkeus zonder twijfel verder dan het leven in de vissenton. Dan de relatie tussen de zinnen 24 en 43. Zin 43, die op zich een alinea vormt, lijkt op een aantekening in een anamnese of medisch rapport. Dit markeert de relatie met zin 24, waarin Lisa gepresenteerd wordt in haar medische hoedanigheid. De informatie die in zin 43 over Lisa's leeftijd verstrekt wordt, bereidt de lezer voor op wat daarna wordt geïmpliceerd: Lisa is gescheiden en opnieuw getrouwd. Zin 45 leidt een alinea in die indirect informatie biedt over haar gehuwde staat, waarna in zin 66 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lawrence op natuurlijke wijze als haar man ter sprake kan komen. In de alinea die door zin 83 wordt ingeleid, kan het er even op lijken dat Lawrence centraal komt te staan. De volgende zin begint echter met Zijn ouders. De relatie met zijn ouders blijkt moeizaam. Hoe moeizaam valt af te leiden uit de alinea's 31 en 32, die volgen op een beknopte levensschets van Lawrence. In alinea 33, die begint met de zin Lisa heeft geen ouders, lijkt de aandacht weer naar Lisa uit te zullen gaan. Wat daar dan echter vooral aan de orde komt, zijn haar overleden ouders, in het bijzonder de relatie met haar moeder. Wat zijn, kort samengevat, de voornaamste verbanden tussen de genoemde alinea's van de zinnen 7 tot 119? De zinnen van 7 tot 45 leiden alinea's in die Lisa karakteriseren en haar rol in het verhaal definiëren. Die alinea's over Lisa worden gevolgd door alinea's waarin haar man Lawrence het oriëntatiepunt vormt. Het zijn de alinea's die beginnen met de zinnen 83 en 103. Gebleken is dat daarbij de relatie tussen Lawrence en zijn ouders een belangrijk aandachtspunt is. Als dan Lisa weer in beeld komt in de alinea die begint met zin 119, komt haar relatie met haar ouders centraal te staan, zoals de alinea's over Lawrence zich toespitsen op zijn relatie met zijn ouders. De impliciete en indirecte vergelijking tussen Lisa en Lawrence wordt op één punt heel expliciet en direct in zin 127.
Wat Lisa wél en Lawrence níet vermag te onderkennen, zijn hun drijfveren, en wel in relatie met de eigen ouders. Kortom, we hebben te maken met vier verbanden tussen de alinea's die formeel ingeleid worden door Lisa, Lawrence en opnieuw door Lisa. Er is verband tussen de vier alinea's die in de beginzinnen van 7 tot 45 van start gaan met de eigennaam Lisa. Er is verband tussen de twee alinea's die beginnen met de eigennaam Lawrence. Dan is er verband tussen die beide groepen alinea's. Tot slot is er verband tussen de twee alinea's met Lawrence als vertrekpunt en de alinea ingeleid door zin 119, de alinea waarin Lisa met Lawrence wordt gecontrasteerd. Hebben de initiële elementen in de zinnen van 7 tot 119 samen, dus als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reeks, een tekstueel organisatorische functie? Ze dwingen zelf geen verband af, maar lijken wel als bakens te kunnen fungeren in de route die de lezer heeft te volgen. Laten we aannemen dat de beginpunten Lisa en Lawrence een tekstcompositorische functie hebben voor de reeks alinea's die met die vormen van start gaan. Laten we bovendien aannemen dat er een bevestiging in te zien is van de tekstcompositorische functie die is toegekend aan de twee beginpunten die gevormd worden door De goudvissen en De visjes. Dan kunnen we ons afvragen of ook de ordening van deze twee reeksen beginpunten van alinea's ten opzichte van elkaar tekstueel een organisatorische functie heeft. Een positief antwoord lijkt mogelijk. De alinea's over de vissen bepalen op symbolische wijze de centrale thematiek en daarmee het perspectief van de romantekst. Lisa kijkt vanuit dit perspectief: ze is toeschouwer, zowel bij de vissendramatiek als bij het familie- en relatiedrama dat zich gaat afspelen. Lawrence, die een zeer ondergeschikte rol vervult, lijkt er vooral toe te dienen de problematische relatie tussen ouders en hun kinderen te generaliseren. De alinea's die beginnen met De goudvissen en De visjes, en de alinea's die beginnen met Lisa, Lawrence en opnieuw Lisa, zijn in de strikte zin geen van beide reeksen met een constant thema. De thema's wisselen, afgezien van de keren dat Lisa als thema herhaald wordt. Doordat de thema's in die twee reeksen onderling geen conventionele of natuurlijke ordening vertonen, verschillen ze sterk van de reeks met opeenvolgende thema's, afgebeeld met figuur 5. In de twee alineareeksen zou ik een variatie willen zien op de door Daneš onderscheiden reeks met een constant thema, waarbij constant gevarieerd wordt met conceptueel gelijksoortig. Een patroon met een constant thema wordt als statisch beschouwd (Enkvist 1973).Ga naar voetnoot10 Hoe is dat bij de twee alineareeksen? De dramatische ontwikkeling van het verhaal is er nog niet in op gang gekomen, waardoor ze fungeren als vast kader van het romangebeuren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Organisatie van de alineaVoor de interne organisatie van een alinea kan het begin van de eerste zin twee strategische functies vervullen. Het eerste element van een alinea kan prominent aangeven wat het vertrekpunt is van de informatie die wordt aangeboden. En daarbij kan het tevens dienen als de basis van een patroon zoals door Daneš is onderscheiden. Met die patroonfunderende functie wil ik het onderzoek naar de organisatie van alinea's beginnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 Basis van het alineapatroonIn alinea 7 is Lisa het eerste element; het staat in zinsinitiële positie.Ga naar voetnoot11 Laten we eens bekijken, hoe Lisa een funderende functie vervult in de tekstuele organisatie van die alinea.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In alinea 7 kunnen we vier thematische patroontypen onderscheiden. Het type dat sterk overheerst, is dat van de reeks met een constant thema. Lisa, het eerste element van de zin, staat aan de basis van dit patroon. Het patroon wordt onderbroken door twee asyndetisch verbonden hoofdzinnen 26 en 27. Die vormen met de tijdsbepalingen 's Ochtends en 's avonds zelf een reeks met conceptueel gelijksoortige, conventioneel opeenvolgende entiteiten.Ga naar voetnoot12 Zin 31 zie ik vooral als een aansluiting op het rhematische element huis in zin 26. Met Het huis in zin 31 komt dan vervolgens een hoofdthemasubthemarelatie tot stand, waarin Het huis het hoofdthema is en Achter het huisGa naar voetnoot13 in zin 32 het subthema. Eventueel zouden we zin 31 kunnen zien als de tweede zin van een reeks met een hoofdthema en subthema's, waarbij Lisa als hoofdthema fungeert.Ga naar voetnoot14 Maar dan zou ik aan dit schema toch slechts een bijrol willen toekennen, want bij een reeks met Lisa als hoofdthema en het huis als subthema zou veeleer de possessieve aanduiding Haar huis te verwachten zijn. Iets soortgelijks geldt voor zin 33, die begint met De ton. Ook hier zouden we tussen Lisa en de ton een hoofdthema-subthemarelatie kunnen zien, maar ik neig ertoe aan te nemen dat er met De ton in 33 vooral teruggekoppeld wordt naar optredens van de ton buiten de alinea, om te beginnen aan het eind van zin 6, daarna in zin 7 en voor het laatst in zin 19. Natuurlijk kunnen we niet anders dan het huis en de ton met Lisa associëren; deze associaties, die hoe dan ook verwantschap vertonen met de hoofdthema-subthemarelatie, zijn vast van invloed op de inpassing van zin 33 in het verband van de alinea. Het geheel overziend kunnen we vaststellen dat Lisa aan het begin van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alinea het uitgangspunt vormt voor een reeks met een constant thema en dat ze verder minstens een associatiebasis vormt voor de verankering van de andere zinnen in de alinea. Op de positie van de laatste zin in alinea 7 wil ik nog ingaan. Doordat deze zin, beginnend met De ton, het minst direct past in de lopende patroonreeksen van de alinea, is hij bijzonder, zeker gelet op het gegeven dat zin 34, met het begin Aan de voorzijde, een regelrechte voortzetting is van de reeks met het hoofdthema-subthemapatroon dat we in de zinnen 31 en 32 onderscheiden tussen Het huis en Achter het huis.
Doordat zin 33 De ton met de vissen staat bij de keukendeur de alinea afsluit en het patroon onderbreekt, krijgt deze slotzin een signaalfunctie: let op, die ton hoort niet slechts bij de rekwisieten. Op zijn relevantie zal de lezer nog herhaalde malen geattendeerd worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Vertrekpunt van de informatieOok als het eerste element van een alinea niet altijd het uitgangspunt van een tekstueel patroon is, kan dat eerste element toch een belangrijke rol vervullen. Het kan prominent aangeven wat het vertrekpunt is van de informatie die volgt.Ga naar voetnoot15 Laten we kort enkele alinea's bezien. Allereerst alinea 1, waarvan zin 1 begint met De goudvissen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de eerste zin, die begint met De goudvissen, gaat elke zin van de alinea door op de goudvissen. Alinea 2 sla ik over, omdat hier de eerste zin niet opent met een element voor de persoonsvorm. In alinea 3 speelt het zinsinitiële element Lisa zelf geen rol in de zinnen 8 en 9, maar zij is wel degene die over de vissen reflecteert en de jongen blijkens de laatste zin ook feitelijk waarneemt.
Na zin 9 gaat alinea 4 op natuurlijke wijze concreet door op de visjes. Ze zijn vervolgens in elke zin van de alinea aan de orde, zij het in de laatste zin slechts impliciet: ze lijken door de moeder opgevreten te zijn.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met het zinsinitiële element Ik had ze moeten beschermen in alinea 5 spitst Lisa's reflectie zich toe op haar potentiële rol bij het vissendrama.
Wat Lisa denkt, staat in contrast met wat de ware achtergrond van haar gedrag genoemd wordt. Daar worden we nadrukkelijk mee geconfronteerd door De waarheid als eerste element van alinea 6 en dan onmiddellijk herhaald in de tweede zin.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lisa's overpeinzing die in zin 14 begint met het element Ik had ze moeten beschermen, eindigt in zin 23 met als zinsinitieel element Zie je wel. De afsluiting van de alinea bevestigt Lisa in haar rol van toeschouwer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Organisatie van opeenvolgende zinnenNaast aandacht voor de beginpositie in een alinea verdient de beginpositie van elementen in een reeks zinnen meer in het algemeen de aandacht. Hierbij valt onderscheid te maken tussen opeenvolgende zinnen die een vergelijkbare syntactische en semantische structuur vertonen, en zinnen die sterk van elkaar verschillen door de aard of functie van hun initiële element. Op deze twee typen zinscombinaties wil ik hier afzonderlijk ingaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 Opeenvolgende zinnen met vergelijkbare structuurLaten we om te beginnen kijken naar twee vergelijkbaar gebouwde reeksen zinnen in alinea 2; het is de alinea die preludeert op het Don Juan-motief in de roman. De twee paren zinnen waar het om gaat, zijn gecursiveerd.
De asyndetisch nevengeschikte zinnen ik wil je, ik wil je vormen een reeks identiek geformuleerde wensen. Hiermee contrasteert de natuurlijk opeen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende reeks wensen: Hij wil eieren, hij wil zaaien. Bij deze zinnen is moeilijk na te gaan of het initiële zinselement bepalend is voor hun vergelijkbaarheid. Wel kunnen we vaststellen dat toepassing van een vergelijkbare structuur kennelijk relevant geacht wordt, want afwisseling zou mogelijk geweest zijn. Maar formaties als ik wil je, jou wil ik en hij wil eieren, zaaien wil hij missen de pathetiek en aandrift die in het origineel tot uiting komen. Bovendien, bij zo'n wisselende structuur zou het contrast tussen de twee paren zinnen veel minder direct zijn. Alinea 6 valt op door de nadrukkelijke herhaling van De waarheid als eerste element in opeenvolgende zinnen met een vrijwel identieke structuur; ik heb hier al even op gewezen. Anders dan in de vorige zinnen wordt het initiële element in de zinnen 17 en 18 vrij zwaar beklemtoond, ter contrastering met het voorgaande. Door die accentuering wordt de verdere informatie sterk op dit begin georiënteerd.
Laten we vervolgens opeenvolgende zinnen bezien met een vergelijkbaar zinsinitieel element maar zonder dat ze verder een parallelle structuur vertonen. Bijvoorbeeld de zinnen 15 en 16 in alinea 5. We zien hier de zinsinitiële tijdsbepalingen Vorige week en nu.
Het tekstuele belang van de twee tijdsbepalingen is kennelijk dat er niet alleen een opeenvolgend verband maar ook een contrastrelatie mee wordt aangeduid. Verder bevat bijvoorbeeld alinea 6 een reeks zinsinitiële tijdsbepalingen die geen natuurlijke opeenvolging veronderstellen. In zin 19 vormt het gecursiveerde zinsinitiële element in combinatie met altijd een samengestelde temporele bepaling. Die gecombineerde tijdsbepaling en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zinsinitiële tijdsbepalingen Soms, evenzovele malen en Ooit vormen conceptueel een verwante groep elementen maar daarmee worden de gebeurtenissen niet in enige volgorde gerangschikt.
Samen specificeren de bepalingen, relatief bezien althans, hoe vaak Lisa zich het lot van de vissen aantrekt of juist niet, en de ene bijzondere keer dat ze heeft nagelaten in te grijpen, overigens ook toen zonder fatale afloop. Door de vooropplaatsing van de tijdsbepalingen wordt hun verwante functie gemarkeerd (zie ook Haeseryn 1997: 1276-1277), waardoor het betrokken fragment een historiserende samenhang verleend wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Opeenvolgende zinnen zonder vergelijkbare structuurDe twee eerste zinnen van de roman vormen geen reeks met een vergelijkbare syntactische structuur. Laten we ons hier richten op de mogelijke functie van het initiële element van zin 2, de tijdsbepaling In de warme windstille zomer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadat we in zin 1 geconfronteerd zijn met de afloop van een gebeurtenis, worden we in zin 2 geïnformeerd over de aanloop daartoe. Natuurlijk moet het verhaal dan bij het begin beginnen: de aanvang is te vinden in de warme stille zomer. Dit begin blijkt echter tegen het eind van alinea 1 niet toevallig. In zin 4 wordt het aandeel dat het mannetje in de voortplanting heeft, op een algemeen niveau gebracht: zo gaat dat bij goudvissen zodra de watertemperatuur stijgt en de wind gaat liggen. Dit besluit van de alinea brengt ons inhoudelijk en formeel terug bij de episode die begon met In de warme windstille zomer. Die tijdsbepaling speelt daarmee een tekstueel strategische omlijstende functie. Alles wijst erop dat we de zinsinitiële positie kunnen beschouwen als bij uitstek geschikt voor zo'n signaalfunctie. Alinea 3 bestaat uit drie zinnen die geheel verschillend beginnen. Zin 8 geeft kennelijk weer wat Lisa zich realiseert, zin 9 beschrijft wat ze concreet waarneemt.
In zin 8 speelt de plaatsbepaling Binnen de bolletjes in op het beeld dat in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de vorige alinea is opgeroepen met de bevruchte eicellen (...) in het kleine domein van eikehouten duigen dat hun wereld is. Dit is één kant van de zaak, het andere aspect is dat de plaatsbepaling de setting aangeeft waarbinnen de celdeling begrepen moet worden. Dan krijgen we vooraan in de volgende zin de bepaling Met tientallen tegelijk. Na de reflectie van zin 8 staat ineens de direct waarneembare werkelijkheid centraal. In de bepaling komt verrassing tot uitdrukking over wat er plotseling te zien is. Waardoor heeft de initiële bepaling van zin 9 zo'n verrassende werking? Laten we eens onderzoeken wat het effect is als de bepaling niet aan het begin van de zin staat.
In de proefversie botsen de zinnen 8 en 9 op elkaar. Zin 8 beschrijft een proces in zijn algemeenheid; in zin 9 gaat het om de direct waargenomen werkelijkheid. Hiertussen ontbreekt een overgang of schakel. Hoe kan het dat de bepaling Met tientallen tegelijk de verbinding wel perfect kan leggen? Dankzij die bepaling kunnen in zin 9 twee punten van informatie ineengevlochten worden. Eerst wordt met de bepaling in de initiële positie het beeld opgeroepen dat er tientallen visjes te zien zijn en vervolgens komt aan de orde dat je ze door het water kunt zien zweven. In Enquists versie komen die beide aspecten ook in de accentuatie tot uitdrukking. In de proefvariant is een zwaar accent op zweven zeer gekunsteld. Het laatste voorbeeld waar ik iets over wil zeggen, heeft belangrijke kenmerken met zin 9 gemeen.Ga naar voetnoot16 for Het gaat om zin 13 met Nonchalant als bepaling van hoedanigheid in de eerste zinspositie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook zin 12 en 13 zouden op elkaar stoten als de bepaling Nonchalant zou verhuizen, zoals blijkt uit de proef met zin 13.
De proefvariant laat geen denkruimte om van de beschrijving van een algemenere waarneming over te schakelen op de beschrijving van de concreet waargenomen werkelijkheid. De oorspronkelijke versie zowel van zin 9 als van zin 13 bereidt de lezer op zo'n omschakeling voor. Net als in zin 9 zijn er in zin 13 twee punten van informatie bijeengevoegd. Eerst signaleert de zin dat er nonchalant gedrag te zien is en dan om welk gedrag het gaat: de natuur gaat onverstoorbaar haar gang en eist daarbij haar tol. De strekking van het boek had nauwelijks pregnanter verwoord kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. SlotWat is er tot slot over het zinsinitiële element te zeggen? Bij alle detail-beschouwingen blijkt één punt telkens naar voren te komen: de functie van het zinsinitiële element valt alleen te begrijpen en te bepalen in het ruimere verband van de tekst.Ga naar voetnoot17 De besproken gevallen met een zinsinitieel element overziend zou ik de functie van zo'n element kortweg willen kenschetsen als oriënterend.Ga naar voetnoot18 Waar het gaat om toepassing in tekststrategische patronen, zijn ze - in beginsel zowel retro- als prospectief - een baken in het patroonverloop. Waar het gaat om gevallen als In de warme windstille zomer, Met tientallen tegelijk of Nonchalant in de zinnen 2, 9 en 13 is die functie - zoals we gezien hebben - sterk héroriënterend. De karakterisering oriënterend/heroriënterend sluit nauw aan bij het bestaande idee dat het zinsinitiële element fungeert als uitgangspunt. Wat echter in de notie oriënterend/heroriënterend scherper tot uiting komt, is dat het initiële element niet alleen in de betrokken zin een rol vervult, maar eerst en vooral in het ruimere verband van de tekst. Heel wat soorten zinsinitiële elementen zijn onbesproken gebleven, maar de besproken gevallen bieden mogelijk wel een goed oriëntatiepunt voor vruchtbaar verder onderzoek van andere teksten, ook van geheel andere tekstsoorten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anna Enquist, Het meesterstuk, herziene druk 1996 (1994).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|