Colloquium Neerlandicum 12 (1994)
(1995)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNederlands in culturele context. Handelingen twaalfde Colloquium Neerlandicum
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Strategisch Nederlands | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beleefdheid als strategisch taalgebruik
|
(1) |
|
De groenteboer zal tegen zijn klanten een beleefde formulering als (1a) gebruiken, maar tegen zijn zoontje dat niet wil luisteren toch wel eerder (1b). Wat (1a) beleefder maakt dan (1b) zijn de beleefde u-vorm (in plaats van jij of je) en de indirecte formulering Wilt u zo vriendelijk zijn (in plaats van een imperatief als Hou op!). Maar ook (1b) bevat elementen die het verzoek verzachten, namelijk de partikels nou, toch en eens;Ga naar eind1 vergelijk de onverzachte scherpte van (1c):
(1) |
|
De keus tussen (1a) en (1b) hangt duidelijk af van de status van de toegesprokene, en is in sterke mate bepaald door de heersende sociale normen. Deze normen zijn echter geen vaste voorschriften, maar laten aanzienlijke variatie in de mate van beleefdheid toe, zoals blijkt uit de vergelijking van (1b) met het botte (1c) en van (1a) met de extreem voorzichtige hint (1d):
(1) |
|
Naarmate de spreker vrij is om binnen de meestal vage grenzen van sociale normen te kiezen tussen beleefde en minder beleefde formuleringsvarianten, is er ruimte voor strategisch taalgebruik. De stelling die ik hier wil toelichten en verdedigen - en die ten grondslag ligt aan alle mij bekende theorieën van linguïstische beleefdheid - luidt dat sprekers deze ruimte gebruiken om de relatie met hun gesprekspartners in stand te houden of te verbeteren. Soms kan dit de vorm aannemen van bewuste tactieken om de hoorder te manipuleren; maar meestal gebeurt de keus zo automatisch en in een gesprekscontext zo voorspelbaar en natuurlijk dat spreker noch hoorder zich van de strategische kracht bewust zijn - het is, in Wittgensteins woorden, gewoon wat wij doen. Toch liggen ook aan deze min of meer geritualiseerde en geconventionaliseerde beleefdheid algemene principes van sociaal gedrag en samenwerking ten grondslag. De meest uitgewerkte theorie over motieven voor en vormen van beleefd taalgebruik is de oorspronkelijk in 1978 gepubliceerde beleefdheidstheorie van Brown en Levinson (1987; hierna B&L). Deze theorie zal hier kort beschreven en mede aan de hand van empirische onderzoeksresultaten beoordeeld worden op haar waarde voor onderzoek naar strategisch taalgebruik.
Gezichtsbedreigende taalhandelingen
Beleefdheid is het ‘smeermiddel’ voor sociale interacties. Om te bepalen wanneer het ‘geolied’ verlopen van een interactie in het geding is, sluiten Brown en Levinson aan bij de observaties van de socioloog Erving Goffman, die bestudeerde hoe wij ons sociale zelf presenteren. Een waarschijnlijk universeel kenmerk is dat ons sociaal ‘gezicht’ twee aspecten heeft: een positief imago projecteren (positive face) en vrijheid van handelen claimen (negative face). Het ‘positieve gezicht’ representeert de wens geaccepteerd en gewaardeerd te worden, het ‘negatieve gezicht’ de wens ongestoord zijn gang te kunnen
gaan.Ga naar eind2 Deze gezichtsbehoeften kunnen op vele manieren in het geding komen; hieronder een lijst van gezichtsbedreigende handelingen (face-threatening acts oftewel FTA's), geadapteerd uit B&L (p. 65-68).
Bedreigingen van het positieve gezicht van H (H = hoorder, S = spreker):Ga naar eind3
◯ | negatieve evaluaties van één of meer van H's wensen, handelingen, persoonlijke kenmerken, bezittingen, overtuigingen, waarden of meningen; |
◯ | uitspraken waaruit blijkt dat S geen aandacht besteedt aan het positieve gezicht van H: emotionele uitbarstingen, taboes, slecht nieuws voor H, goed nieuws voor S (opscheppen), interrupties, te vertrouwelijke aanspreekvorm. |
Bedreigingen van het negatieve gezicht van H:
◯ | uitspraken over toekomstige handelingen van H: ge- en verboden, verzoeken; suggesties, aanbevelingen; dreigementen, waarschuwingen, uitdagingen; |
◯ | uitspraken over toekomstige handelingen van S: aanbod, belofte; |
◯ | uitspraken over wensen of gevoelens van S ten opzichte van H of iets da H bezit: complimenten, bewondering; sterke gevoelens tonen. |
Bedreigingen van het positieve gezicht van S:
◯ | verontschuldiging, bekentenis, zelfvernedering; acceptatie van een compliment; |
◯ | controleverlies: onbeheersbare emoties, blunders. |
Bedreigingen van het negatieve gezicht van S:
◯ | dankbetuiging, onvrijwillige belofte of aanbod, reactie op een faux pas van H; |
◯ | acceptatie van een dankbetuiging, verontschuldiging of aanbod van H; |
◯ | rechtvaardiging. |
B&L gaan ervan uit dat sprekers de gezichtsbedreiging van hun taalhandelingen zo gering mogelijk proberen te houden. Als een gezichtsbedreigende handeling toch uitgevoerd moet worden, zal de bedreiging door middel van beleefdheid verzacht of hersteld worden. Het gebruik van beleefdheid houdt echter in dat de boodschap minder efficiënt en vaak minder duidelijk overgebracht wordt (dit zal in de volgende paragraaf duidelijk worden). De spreker moet dus de kosten en baten wegen van (i) de wens de gezichtsbedreigende handeling uit te voeren, (ii) de urgentie en de wens efficiënt te zijn, en (iii) de wens het gezicht van H te behouden.Ga naar eind4
Beleefdheidsstrategieën
B&L ontwikkelden op basis van observaties in het Engels, in Tamil en in Tzeltal een taxonomie van beleefdheidsstrategieën, die een oplopende schaal vormen (zie tabel 1). Als de kans op gezichtsbedreiging klein of nihil is, dan wordt de taalhandeling vrijuit zonder verzachting uitgevoerd zoals in voorbeeld (2a). Bij matige gezichtsbedreiging wordt de FTA nog steeds ‘on record’ (direct) uitgevoerd, maar wordt hij verzacht door zorg voor het positieve gezicht (2b) en (2c) of voor het negatieve gezicht van H (2d). Behoorlijk zware FTA's worden ‘off record’ (indirect) geformuleerd zoals (2e) of, bij maximale gezichtsbedreiging, helemaal niet uitgevoerd. De codes in (2b), (2c) en (2d) verwijzen naar de strategienummers in tabel 2, waar een overzicht gegeven wordt van de door B&L onderscheiden ‘on- en off-record’ beleefdheidsstrategieën.
(2) |
|
Tabel 1 Strategieën voor gezichtsbedreigende handelingen (naar B&L) | |
Kans op gezichtsbedreiging: | |
klein | vrijuit (‘bald on record’, zonder verzachting) |
| | met solidariteitsbeleefdheid (komt tegemoet aan H's ‘positive face’) |
| | met respectbeleefdheid(komt tegemoet aan H's ‘negative face’) |
| | indirect (‘off record’, laat interpretatie in het midden) |
groot | niet (vermijdt gezichtsbedreigende handeling) |
Tabel 2 Beleefdheidsstrategieën | |
Solidariteitsbeleefdheid | Respectbeleefdheid |
1 aandacht voor de wensen en belangen van H tonen | 1 conventioneel indirect formuleren |
2 overdreven waardering voor H tonen | 2 vragen stellen, ‘hedges’ gebruiken |
3 betrokkenheid van H vergroten | 3 pessimistisch zijn |
4 ‘in-group’-identiteitsaanduidingen gebruiken | 4 de ‘last’ voor H minimaliseren |
5 naar overeenstemming streven | 5 eerbied, respect voor H tonen |
6 meningsverschillen vermijden | 6 verontschuldigen |
7 op gemeenschappelijk belang wijzen | 7 onpersoonlijk formuleren |
8 grapjes maken | 8 de FTA als algemene regel presenteren |
9 zorg tonen voor wensen van H | 9 nominaliseringen gebruiken |
10 een aanbod of belofte doen | 10 de FTA presenteren alsof S bij H in de schuld komt |
11 optimistisch zijn | |
12 zowel S als H in activiteiten opnemen | |
13 redenen geven of redenen vragen | |
14 wederkerigheid veronderstellen | |
15 cadeaus geven |
‘off record’
conversationele maximes van Grice: hints, understatements, overdrijvingen, ironie, metaforen; ambiguïteit, vaagheid, ellips, enzovoort.
De solidariteitsstrategieën komen tegemoet aan H's positieve gezicht door gemeenschappelijkheid te claimen [(S-1) t/m (S-8)], samenwerking van S en H te benadrukken [(S-9) t/m (S-14)] of een wens van H te vervullen (S-15).
Bij de respectstrategieën vallen vijf groepen te onderscheiden: (i) door een conventioneel indirecte formulering te kiezen (R-1) kan de spreker signaleren dat hij zijn uiting als een FTA beschouwt; (ii) vooronderstellingen voor H's wensen kunnen geminimaliseerd worden door gebruik van vraagvorm (voor FTA's die op zich geen vraag inhouden) en ‘hedges’ (modificerende partikels of frasen die voorzichtigheid of onzekerheid uitdrukken, bijvoorbeeld toch wel, denk ik, enzovoort) (R-2); (iii) in verzoeken kunnen pessimisme (bijvoorbeeld gebruik van negatie) (R-3), minimaliseringen (bijvoorbeeld door afzwakkende partikels) (R-4) en eerbetoon (R-5) voorkomen dat H zich gedwongen voelt aan het verzoek gehoor te geven; (iv) de spreker kan tot uitdrukking brengen dat hij de FTA eigenlijk liever niet zou uitvoeren [(R-6) t/m (R-9)]; en (v) door de FTA te presenteren alsof hij bij H in de schuld komt, plaatst de spreker zich in een van H afhankelijke, ondergeschikte positie (R-10).
De ‘off-record’-strategieën kennen eveneens veelvuldige vormen, die allemaal te herleiden zijn tot (strategische) schendingen van één of meer van de Griceaanse maximes van relevantie, kwantiteit, kwaliteit en wijze [van uitdrukken], en die zowel S als H de mogelijkheid laten de FTA alsnog te negeren.
Familiariteit, machtsverhouding en de ‘kosten’ van de FTA
B&L stellen dat het ‘risico van gezichtsverlies’ of de zwaarte van een FTA een directe functie is van drie factoren: de sociale afstand tussen S en H (of, andersom gezien, de mate van hun familiariteit en solidariteit), de relatieve (on)macht van S tegenover H (hoe moeilijk is het voor S in de gegeven situatie om zijn of haar wil aan H op te dringen?), en de absolute rang van de betreffende handeling, dat wil zeggen, hoe gezichtsbedreigend dit type FTA in een bepaalde cultuur is (dus ook: hoeveel recht S heeft de FTA te plegen). Het risico dat verbonden is aan het uitvoeren van een FTA x (= de ‘gewichtigheid’ W) is simpelweg de som van die drie factoren (D = distance, P = power, R = rank of imposition, ‘belasting’):
Wx = D(S,H). + P(H,S) + Rx
Deze formule houdt (in haar sterkste interpretatie) twee empirische claims in: (1) een bepaalde waarde van W moet altijd dezelfde consequenties hebben voor de keuze van een beleefdheidsstrategie, onafhankelijk van de individuele waarden van D, P en R die tot deze W-waarde leiden, en (2) de drie factoren moeten alle relevante contextuele omstandigheden vertegenwoordigen. Met name deze laatste claim is, zoals ook B& L (1987: 16) toegeven, niet vol te houden. Zelfs de meest welwillende (brede) conceptualisering van D, P en R kan niet alle relevante informatie omvatten. Zo hoeft een geringe sociale afstand natuurlijk niet te betekenen dat S en H van elkaar houden, maar dat maakt wel verschil in het gewicht of risico dat zij aan een FTA zullen toekennen. Van Dijk (1985), bijvoorbeeld, laat zien dat vragen aangaande de privé-sfeer, die normaliter als FTA's in aanmerking komen, onder bepaalde omstandigheden als solidariteitsstrategieën gebruikt kunnen worden. Andere factoren die in de formule niet vertegenwoordigd zijn, zijn de aanwezigheid van een meeluisterend of kijkend publiek en, algemener, de ‘setting’, met name het formele of informele karakter van een gesprekssituatie.Ga naar eind5
Onderzoek naar beleefdheidsstrategieën
Empirisch onderzoek naar de geldigheid van de door B&L opgestelde formule heeft enerzijds in het algemeen bevestigd dat beleefdheid toeneemt met grotere sociale afstand, machtsverhouding en inherente zwaarte van een FTA (bijvoorbeeld Blum-Kulka en Olshtain, 1984; Huls, 1991). Daarnaast is er in de vakliteratuur een overweldigende hoeveelheid nuancerende observaties en conceptuele kritiek op de beleefdheidstheorie van B&L te vinden, die in het kader van deze bijdrage niet behandeld kan worden (een goed overzicht geeft Kasper, 1990; zie ook het inleidende hoofdstuk van B&L 1987).
Een van de pluspunten van B&L's theorie is de gedetailleerde taxonomie van beleefdheidsstrategieën. Geen andere beleefdheidstheorie is hierin zo expliciet en uitputtend. Daardoor leent deze theorie zich niet alleen voor empirische toetsing van haar theoretische claims, maar is ze ook geschikt als descriptief instrument in onderzoek naar strategisch taalgedrag. Als voorbeeld wil ik hier enkele resultaten presenteren uit het promotieonderzoek van Van der Wijst (in voorbereiding; zie ook Van der Wijst 1994).Ga naar eind6 Dit onderzoek is gebaseerd op een verzameling van 28 telefonische onderhandelingsgesprekken, verkregen door aan ervaren onderhandelaars de opdracht te geven een fictieve transactie betreffende campingartikelen af te ronden. De helft van de gesprekken werd gevoerd door onderhandelaars die elkaar niet persoonlijk kenden. Er werd in de instructie aangegeven dat (ook) de fictieve onderhandelaars voor het eerst met elkaar te maken zouden hebben (terwijl hun bedrijven wel reeds langer samenwerken). In de overige gesprekken werd ervoor gezorgd dat zowel de echte als de fictieve onderhandelaars elkaar goed kenden. De onderhandelaars hadden ieder een tabel met winst- en verliesgegevens voor de prijscategorieën A (laag) t/m I (hoog) voor drie produkten: tenten, slaapzakken en rugzakken. De tabellen van de partners waren zo aangelegd dat een coöperatieve houding - toegeven op een produkt waar het toch niet zo'n pijn
doet - het beste overall resultaat behaalde (omdat precies voor dat produkt voor de ander de prijs enorm scheelde).
Uit het getranscribeerde (en reeds op andere manieren geanalyseerde) materiaal is met een verdeelsleutel telkens een steekproef van 40 FTA's uit ieder gesprek geselecteerd. Conform B&L's formule kwamen er bij grotere sociale afstand (in de groep van onbekenden) minder onverzachte FTA's voor en meer respectstrategieën dan bij kleine sociale afstand (kennissen); het gebruik van solidariteitsbeleefdheid verschilde niet tussen de twee groepen (zie tabel 3). De vaak moeilijk te identificeren ‘off-record’-strategieën zijn in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Dat geldt ook voor aarzelingen en woordherhalingen, omdat meestal niet duidelijk is of het inderdaad om ‘hedges’ (R-2) gaat of gewoon om discontinuïteiten in het formuleringsproces.
Tabel 3 Beleefdheidsstrategieën in onderhandelingsgesprekken
met lage en hoge ‘social distance’ (gebaseerd op 2 x 560 FTA's) |
|||
Strategie | Kennissen | Onbekenden | (signif.) |
% FTA's zonder verzachting | 0,15 | 0,08 | <.05 |
gemiddeld aantal solidariteitsstrategieën per FTA | 1,18 | 1,23 | |
gemiddeld aantal respectstrategieën per FTA | 0,87 | 1,55 | <.01 |
Verrassend was dat veruit de meeste FTA's (731, dus 65%) meerdere strategieën bleken te bevatten. In 141 gevallen waren dat er zelfs vijf of meer, met een maximum van twaalf strategieën bij één FTA. In 489 (67%) van de 731 FTA's met meer dan één beleefdheidsstrategie kwamen combinaties van solidariteits- en respectbeleefdheid voor. FTA's waarbij alleen (een of meer) solidariteitsstrategieën of alleen respectstrategieën gebruikt
werden zijn dus relatief zeldzaam, respectievelijk 20 procent (145 gevallen) en 13 procent (97 gevallen). Het hoge percentage FTA's met meerdere strategieën, waarvan het merendeel met zowel solidariteits- als respectstrategieën, maakt duidelijk dat de in tabel 1 weergegeven hiërarchie niet rechtstreeks gerelateerd kan worden aan de W-waarde uit de beleefdheidsformule, waardoor deze minder makkelijk empirisch getest kan worden.
Voorbeeld (3) illustreert een typische combinatie van strategieën: een opeenstapeling van hedges (R-2), ‘pessimistische’ voorzichtigheid (R-3) en minimalisering (R-4) wordt geflankeerd door uitdrukkingen die aan de in-group-saamhorigheid appelleren.
(3) | ja meneer Kuipers [S-4], i/ik weet het niet [R-2], i/ik denk [R-2] dat we-[S-12] mekaar [S-4] eh toch [R-2] misschien [R-3] niet helemaal eh/niet helemaal [R-4] eh begrijpen ten aanzien van het prijsplaatje [S-4]. |
De combineerbaarheid van de strategieën kan in kaart worden gebracht met behulp van meerdimensionale scalering, een procedure waarmee overeenkomsten (in dit geval het samen voorkomen in een FTA) vertaald worden naar afstanden in een één- of meerdimensionale ruimte. Voor de onderhandelings-FTA's leverde deze analyse een tweedimensionale representatie, die 60 procent van de variantie in de gegevens verklaart (zie figuur 1). Figuur 1 laat zien dat solidariteits- en (onderstreept) respectstrategieën inderdaad dicht bij elkaar liggen (dus vaak samen voorkomen). Maar er zijn ook een aantal solidariteitsstrategieën die los staan van de respectstrategieën, met name S-2 (waardering voor H tonen), S-8 (grapjes maken) en S-5 (naar overeenstemming streven, bijvoorbeeld door formuleringen van de partner over te nemen) en iets minder duidelijk S-11 (optimistisch zijn), S-7 (op gemeenschappelijk belang wijzen), S-12 (zowel S als H in activiteiten opnemen) en S-3 (betrokkenheid van H vergroten, bijvoorbeeld door directe citaten). Zij bepalen in feite de tweede dimensie, die op grond van de strategieën die er hoog op scoren relatie-management genoemd zou kunnen worden.
Combineerbaarheid van beleefdheidsstrategieën in onderhandelingsgesprekken (multidimensionele scalering)
Hieronder enkele voorbeelden:
(4) |
|
Andere solidariteitsstrategieën, met name S-9 (zorg voor de wensen van H tonen), S-1 (aandacht voor de wensen en belangen van H tonen), S-14 (wederkerigheid veronderstellen) en S-6 (meningsverschillen vermijden), werden eerder samen met respectstrategieën gebruikt. Zij scoren laag op de dimensie relatie-management en (met uitzondering van S-9) hoog op de eerste dimensie. Samen met R-1 (conventioneel indirect zijn), R-3 (pessimistisch zijn) en R-9 (nominaliseringen gebruiken) markeren zij uiteenlopende onderhandelingstactieken, zoals (5) illustreert.
(5) |
|
Nog niet afgerond zijn analyses die het gebruik van beleefdheidsstrategieën relateren aan de bereikte winst in het onderhandelingsspel en aan beoordelingen die na ieder gesprek van de onderhandelaar verkregen zijn (zie Van der Wijst, in voorbereiding). Hierbij moet uiteraard rekening worden gehouden met het feit dat de geselecteerde FTA's maar een kleine steekproef uit de in totaal ruim 30.000 uitingen zijn. Voorlopige bevindingen zijn dat de strategieën R-2 (vragen, hedges) en R-7 (onpersoonlijk
formuleren) vooral door succesvolle onderhandelaars gebruikt worden, terwijl S-8 (grapjes maken) en S-9 (zorg tonen voor de wensen van H) een negatieve samenhang met de hoogte van de bereikte winst vertonen. In gesprekken met ongelijke winst (voordeel voor één partner) bleek S-9 significant vaker door de minder succesvolle onderhandelaar gebruikt te zijn. De vraag of het gebruik van bepaalde beleefdheidsstrategieën oorzaak of gevolg van een bepaald verloop van de onderhandeling is, kan met deze gegevens uiteraard niet worden beantwoord. Eventueel zullen hiervoor indicaties te vinden zijn in de oordelen van de onderhandelaars over zichzelf, hun partner en het gesprek.
Ten slotte
Met het voorgaande hoop ik een indruk gegeven te hebben van de mogelijkheden die de beleefdheidstheorie van Brown en Levinson biedt voor onderzoek naar strategisch taalgebruik. Kritiek op deze theorie kon daarbij maar zeer beperkt aan de orde komen; hiervoor kan verwezen worden naar een aantal bundels (Blum-Kulka en Kasper, 1990; Ide, 1988, 1989; Watts, Ide en Ehlich, 1992) en naar het uitstekende overzichtsartikel van Kasper (1990).
In het talenonderwijs zou de door B&L ontwikkelde taxonomie van beleefdheidsstrategieën (of een adaptatie ervan) nuttig kunnen zijn om de taal-leerders functionele, niet aan één taal gebonden categorieën aan te reiken voor het beschrijven van taaluitingen. Daarmee kunnen zij een beter overzicht krijgen van overeenkomstige en afwijkende conventies en verschillende formuleringsmogelijkheden voor beleefdheid in moedertaal en vreemde taal (zie ook de bijdrage Van Kalsbeek en Van Dijk in deze bundel).
Bibliografie
BLUM-KULKA, S. en G. KASPER (red.). ‘Special Issue: Politeness’, Journal of Pragmatics, 14 (1990), nr. 2. |
BLUM-KULKA, S. en E. OLSHTAIN. ‘Requests and apologies: a cross-linguistic study of speech act realization patterns (CCSARP)’, in: Applied Linguistics, 5 (1984), p. 196-213. |
BROWN, P. en S. LEVINSON. Politeness: Some universals in language usage, Cambridge, Cambridge University Press, 1987. |
CLARK, H.H. Arenas of language use, Chicago, University of Chicago Press & Stanford, Center for the Study of Language and Information, 1992. |
DIJK, T. VAN. ‘Over robots en beleefdheid’, in: W.K.B. Koning (red.), Taalbeheersing in theorie en praktijk, Dordrecht, Foris, 1985, p. 177-184. |
DUFON, M.A., G. KASPER, S. TAKAHASHI, en N. YOSHINAGA. ‘Bibliography on linguistic politeness’, in: Journal of Pragmatics, 21 (1994), p. 527-578. |
GOFFMAN, E. Interaction ritual: Essays in face-to-face behavior, New York, Pantheon Books. |
HULS, E. ‘Een landenvergelijkend onderzoek naar de formulering van een verzoek,’ in: R. van Hout en E. Huls (red.), Artikelen van de eerste sociolinguïstische conferentie, Delft, Eburon, 1991, p. 241-258. |
IDE, S. (red.). ‘Special issue: Linguistic politeness I’, Multilingua, 7 (1988), nr. 4. |
IDE, S. (red.). ‘Special issue: Linguistic politeness II’, Multilingua, 8 (1989), nr. 2/3. |
KASPER, G. ‘Linguistic politeness: Current research issues’, in: Journal of Pragmatics, 14 (1990), p. 193-218. |
LEECH, G. Principles of pragmatics, Londen, Longman, 1983. |
MAO, L.R. ‘Beyond politeness theory: ‘Face’ revisited and renewed’, in: Journal of Pragmatics, 21 (1994), p. 451-486. |
VISMANS, R. Modal particles in Dutch directives: A study in functional grammar. Studies in language and language use, 11, Amsterdam, IFOTT. Tevens proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam. |
WATTS, R., S. IDE en K. EHLICH (red.). Politeness in language: Studies in its history, theory and practice, Berlijn, Mouton de Gruyter, 1992. |
WIJST, P.J. van der. ‘Beleefdheid en sociale afstand in onderhandelingsgesprekken’, in: Toegepaste taalwetenschap in artikelen, 48 (1994), nr. 1, p. 121-131. |
WIJST, P.J. van der. Politeness and negotiations, Dissertatie, Tilburg, Katholieke Universiteit Brabant, in voorbereiding. |
- eind1
- De functies en interacties van modale partikels zijn onderzocht door Vismans (1994), die onder meer vaststelt dat nou, toch en eens in imperatieven hun versterkende effect verliezen; nou blijft zwak versterkend, maar toch en eens worden zelfs als mitigerend beoordeeld (p. 212-214).
- eind2
- Met de hier gekozen formulering probeer ik onderscheid te maken tussen de wensen en behoeften zelf en hun projectie in de interactionele gezichtsbehoeften. Alleen wat in de presentatie naar anderen toe (gewild of ongewild) tot uitdrukking komt, wordt onderdeel van de ‘common ground’ en daarmee relevant voor de interactie (voor de notie ‘common ground’ zie Clark, 1992). Pas door deze onderscheiding (die B&L en hun volgelingen en critici in het algemeen helaas niet maken) wordt het coöperatieve, speelse en strategische karakter van beleefdheid echt duidelijk. Het sociale gezicht is wezenlijk een interactionele constructie en niet een eigenschap of eigendom van individuele deelnemers (zie hiervoor Goffman, 1967, en Mao, 1994).
- eind3
- Ik hanteer hier de in taalhandelings- en beleefdheidsonderzoek nog steeds meest gangbare term hoorder (Engels: hearer) in plaats van de correcte term toegesprokene (addressee). Voor het theoretisch en empirisch belang van het onderscheid tussen toegesprokenen en (zomaar) hoorders zie Clark (1992, in het bijzonder hs. 7 t/m 9).
- eind4
- Uit de bovenstaande lijst van FTA's wordt duidelijk dat bij gezichtsbedreigende handelingen in het algemeen zowel het gezicht van H als dat van S in het geding is. Daarnaast zijn er FTA's die zowel het positieve als het negatieve gezicht van H bedreigen, bijvoorbeeld interrupties, dreigementen, klachten en sterke gevoelsuitingen. B&L wijzen erop dat de spreker de keus heeft om een of meer van de gezichtsbedreigingen door middel van beleefdheid te verzachten.
- eind5
- De enige mogelijkheid om dergelijke contextuele factoren in de formule op te nemen zou een zeer gedifferentieerde definitie van R zijn: eenzelfde handeling zou dan bij aanwezigheid van publiek of in een formele setting een hogere R-waarde moeten krijgen. Maar daarmee wordt het empirisch gehalte van de formule in feite gereduceerd tot de claim dat sociale afstand en machtsverhouding een direct effect hebben en allerlei niet nader gespecificeerde andere factoren (in R) ook nog een rol spelen.
- eind6
- Hartelijk dank aan Per van der Wijst voor de mooie voorbeelden uit zijn materiaal en voor zijn toestemming deze grotendeels ongepubliceerde resultaten hier te presenteren.