narrativistische richting staat de
positivistisch-sciëntistische opvatting in de historiografie, toegelicht door
M. Kuiper. De ‘echte’ historicus vreest
subjectiviteit en emotie, hij kiest, als wetenschapper, voor objectiviteit en
afstand. In de historische roman kan men dan een ‘geheime, ondergrondse tunnel’
zien die het discours van de ‘echte’ historicus verbindt met dat van de
romanschrijver: de schrijver van de historische roman, zoals
Daens
van Louis Paul Boon, roept een beeld op van
de levende werkelijkheid.
Daens heeft in de colloquiumbijdragen extra aandacht gekregen
naar aanleiding van de succesrijke verfilming van de roman door Stijn Coninx. Daarnaast zijn echter ook de zeer diverse
manieren belicht waarop de historische werkelijkheid wordt weergegeven of
‘gebruikt’ door S. Vestdijk en door W.F. Hermans.
Eén van de jongere beoefenaars van het genre, Nelleke
Noordervliet, kwam zelf haar bijdrage toelichten. De recente opleving
van de belangstelling voor het genre wordt door D.W.
Fokkema in verband gebracht met de politieke en maatschappelijke
veranderingen in Europa in de jaren 1989-1990.
Grenzeloos Nederlands. In de geschiedenis van de
Nederlandstalige literatuur zijn niet zoveel momenten aan te wijzen dat er van
de Nederlanden invloed uitging. Meestal hebben de Lage Landen zich beperkt tot
een receptieve rol. De weinige uitzonderingen op die regel waren wel heel
belangrijk. Ten tijde van de grootmeester van de mystieke traditie, Jan van Ruusbroec, was er bijvoorbeeld een ware
‘invasie’ van mystieke literatuur in Frankrijk, die nog doorwerkte in het
Frankrijk van de zeventiende eeuw zoals hier door P.
Mommaers wordt aangetoond.
In de eerste helft van de zeventiende eeuw is de invloed, uitgaande van de
Nederlanden, overigens ook in oostwaartse richting gegaan: in het werk van de
Silezische dichter Martin Opitz en diens kring zijn
duidelijke sporen terug te vinden van bewonderende waardering voor de vroege
Nederlandse renaissancedichters. In moderne(re) tijden is van een dergelijke
invloed weliswaar geen sprake meer. Maar het receptieonderzoek leert ons wel dat
Nederlandstalige auteurs ook elders worden gelezen (bijvoorbeeld Hella Haasse in