Van minstens zo groot belang als de vraag hoe er vertaald moet worden, acht O. Krijtová de kwestie wat er vertaald moet worden. Het
waarom van dit literair-sociologisch standpunt verdedigt zij in de bijdrage
‘Vertalen - het recht om te kiezen’. Eveneens literair-sociologisch is de
beschouwing over de ontvangst van ‘Annie M.G. Schmidt
in Zweden’ door I. Wikén Bonde. Zij gaat na waarom
Schmidts werk van 1965 tot 1989 onvertaald bleef in Zweden.
De bundel heeft op het terrein van literatuur en beeldende
kunst vijf bijdragen te bieden. Vooral op basis van uitbeeldingen van
oudtestamentische verhalen bepaalt I.M. Veldman ‘De
functie van verhaalmomenten in de Nederlandse kunst van de 15de eeuw tot en met
de 17de eeuw’.
‘Over de betrouwbaarheid van Karel van Mander’ handelt
de studie van H. Miedema. Hij onderwerpt het
Schilder-boeck aan een nadere beschouwing vanuit de visie dat het lof moest
opleveren voor de beroepsgroep, de schilderkunst, de Nederlanden en Haarlem in
het bijzonder.
In het artikel ‘Zeventiende-eeuwse Nederlandse poëzie op schilderijen. Vondel over Willem Kalf’
onderzoekt K. Porteman de literair- en
kunsthistorische betekenis van het schilderijengedicht: zo verschaft een
gelegenheidsgedicht van Vondel aanwijzingen over de receptie van Willem Kalfs
‘pronkstillevens’.
‘De middelmoot is het smakelijkste van de vis. Over beeldgedichten van S. Vestdijk’ is de titel van het artikel waarin T. van Deel nagaat hoe Vestdijk werd geïnspireerd tot
poëzie over beeldende kunst en hoe hij een schilderij, ets of sculptuur bij
voorkeur ‘las’.
Over de programmatische en in de praktijk geconcretiseerde wisselwerking tussen
‘Experimentele schilderkunst en literatuur’ zoals die rond 1950 in Nederland
zijn opgekomen, gaat de studie van H. Brems. Centraal
staan hier de mogelijkheden en beperkingen van de media verf en taal.
De bundel besluit met een sectie over land en volk, waarin ‘De
Lage Landen Nu’ in vier bijdragen de revue passeren.
G. van Istendael belicht ‘Enkele aspecten van de
Vlaamse samenleving’. Hij analyseert de Belgische staatshervorming en de positie
van de katholieke zuil. Hij signaleert een groeiend Vlaams nationalisme en
hekelt het overheidsapparaat. J. Blokker neemt
‘Enkele aspecten van de Nederlandse samenleving’ onder de loep. Hij zet
vraagtekens bij Huizinga's karakteristiek van
Nederlands geestesmerk. Zijn Nederlanders weinig nationalistisch? Is de roem van
Hollandse zindelijkheid terecht? Zijn Nederlanders tolerant? Voorts signaleert