Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdHandelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een onbekend Middelnederlands gebedenboek in de Dombibliotheek in
WrocławGa naar eind*
| |||||||||||||||||||||||||||||||
1. De uiterlijke vormHet devotieboek is een perkamenten codex, bestaande uit 174 bladen die onlangs met potlood zijn gefolieerd, plus drie ongenummerde bladen. Elk blad is 158 mm hoog bij 114 mm breed. De schrijfspiegel meet 92 bij 66 mm en omvat negentien regels. Het manuscript is door verschillende scriptoren geschreven die allen een duidelijke en fraaie hand hadden. Daarbij hebben zijn littera textualis formata toegepast. De codex bezit vele fraaie randversieringen, vooral met planten- en dierenmotieven, talrijke meestal verluchte initialen, vaak op goud, en vijf prachtige miniaturen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
2. De herkomstOns ‘Liber orationalis’ is vervaardigd binnen de grenzen van het vroegere bisdom Utrecht. Dat blijkt uit de opgenomen kalender (F 1 r - 6 v) en de litanie van alle heiligen (F 117 r - 123 v). De kalender vermeldt namelijk de volgende specifiek Utrechtse heiligenfeestenGa naar eind2: Ponciaen martelar (12 januari), Agnes iuncfer (21 januari), Pancreas martelar (12 mei), Servaes biscop (13 mei), Bonifacius mit syn ghesellen (5 juni), Odulphus confessoer (12 juni), Lebuijn confessoer (15 juni), Martijns oueruoringhe (4 juli), Lambert biscop (17 september), Mauricius ende syn ghesellen (22 september), Gereon ende syn ghesellen (10 oktober), Willibrordus biscop (7 november), Martijn biscop (11 november) en Lebuijn confessoer (12 november). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Het boek dateert uit de tijd na 1484 want het vermeldt in het rood het feest Conceptio Beatae Mariae Virginis (Marien ontvancnisse, 8 december), dat in 1484 is ingevoerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3. De verervingsgeschiedenisGedurende zijn vijfhonderdjarige geschiedenis behoorde het ‘Liber orationalis’ achtereenvolgens toe aan vertegenwoordigers van drie verschillende sociale lagen in twee landen: de Munsterse burgers, de Munsterse adel en de Poolse geestelijkheid.Ga naar eind3 De eerste eigenaars waren leden van welgestelde burgerfamilies in Munster in Westfalen, namelijk Byspynck (Bispingk), Pilsticker en Römer. Zij hadden het gedurende de 16de en de eerste helft van de 17de eeuw in hun bezit. In de tweede helft van de 17de eeuw kwam het door huwelijk in het bezit van de familie zur Mühlen, een oud adellijk geslacht in Munster. Het is aannemelijk dat het in hun handen gebleven is tot 1809. Daarna werd het eigendom van de familie von zur Mühlen die ook in Munster woonachtig was. In de verervingsgeschiedenis van het devotieboek ontbreekt een schakel van ongeveer een eeuw. Het bleek namelijk onmogelijk te achterhalen wie de eigenaars zijn geweest gedurende de tweede helft van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw. Sinds de Tweede Wereldoorlog bevindt het zich in Neder-Silezië en wel in Wiazow, een klein stadje ongeveer 50 kilometer ten zuiden van Wrocław. Het was toen in het bezit van de prelaat Jan Kucy (1909-1988). De in Romasówka, diocees Lwów, geboren priester was vanaf 1946 tot 1988 pastoor in Wiazow. In 1961 heeft hij het gebedenboek geschonken aan de Dombibliotheek in Wrocław waar het sindsdien wordt bewaard. In verband hiermee blijven twee vragen onbeantwoord: hoe en wanneer het devotieboek naar Neder-Silezië is gekomen en hoe prelaat Jan Kucy het in bezit heeft gekregen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4. De inhoudDe inhoud van het getijden- en gebedenboek is rijk en gedifferentieerd. Het was bedoeld voor persoonlijk gebruik van een vrome vrouw (F 97 v - ‘ick arme sundersche’) en het omvat in overgrote meerderheid niet-liturgische gebeden. Bovendien bevat het ook inlichtingen over twee devote broederschappen: de Broederschap van Onze Lieve Heer en die van Onze Lieve Vrouw, twee morele onderrichtingen en twee exempelen. Achtereenvolgens vinden we daarin de volgende teksten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Een sleutelprobleem bij de karakteristiek van elk devotieboek is de vraag in hoeverre de gebeden oorspronkelijk zijn. Bij de beoordeling van de originaliteit van onze codex passen we het volgende criterium toe: als oorspronkelijk beschouwen we deze gebeden die niet vermeld zijn in De godsvrucht in de Nederlanden van M. MeertensGa naar eind4. Daarbij moet men echter beseffen dat deel IV en V van haar werk, met Maria- en heiligengebeden, nooit zijn verschenen. Onze schattingen betreffen dus slechts gebeden over het lijden van Christus en eucharistische gebeden. Daarbij zijn we tot de conclusie gekomen dat ongeveer 40% van die gebeden niet voorkomen in het werk van M. Meertens, dat wil zeggen dat ze als oorspronkelijk opgevat kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
5. De aangebrachte miniaturenDe codex bezit vijf miniaturen die elk een gehele bladzijde beslaan. Alle zijn in goede staat en de kleuren maken een frisse en natuurlijke indruk. Bladzijde 14 v - vóór de gebeden over het lijden van Christus. In het midden van de miniatuur staat Christus naakt in het graf. Zijn gehele lichaam is bedekt met wonden en zijn hoofd is | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
gekroond met doornen. Op de achtergrond staat het kruis, de geselkolom en verschillende martelwerktuigen. Bladzijde 53 v - vóór de getijden van de H. Maagd. Maria zit op rode kussens op een omheind grasveld waar bloemen groeien. Zij omhelst haar zoon die ap haar schoot zit. Links en rechts van haar staat een vrouwelijke heilige. Op een banderol staat geschreven: ‘Ortus oclusus es dei genitrix, ortus oclusus, fons sanctorum’. bladzijde 67 v - vóór een gebed tot Maria om bescherming. Een jonge vrouw met lange blonde haren die een blauw kleed draagt staat met gevouwen handen te bidden in de kruisgang. Bladzijde 71 v - vóór een gebed tot Maria. Maria staat vol glorie op de halve maan. Op haar rechterarm draagt zij haar zoon. Zij is gekleed in een blauw kleed en een vaalpaarse mantel. Voor haar knielen twee vrouwen met een rozenkrans: links een non en rechts een burgervrouw. Op de banderol lezen we: ‘Ave maria gratia plena, dominus tecum’. Bladzijde 74 v - vóór de rozenkrans naar de manier van Dominicus Prutenus. Maria boodschap. Rechts in een gotische kamer staat Maria voor een geopend boek dat op een lessenaar ligt. Zij heeft haar hoofd gewend in de richting van de aartsengel Gabriël die links in de kamer staat. In zijn handen bevindt zich een banderol met het opschrift: ‘Ave gratia plena, dominus tecum’. |
|