Colloquium Neerlandicum 9 (1985)
(1986)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het negende colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 191]
| |||||||
Studenten Nederlands: Papegaaitjes, Linguïstjes, Patiëntjes of
Studenten?
| |||||||
[pagina 192]
| |||||||
vragen bespreek, moet ik mij voor twee dingen verontschuldigen. In de eerste plaats kan ik alleen over eigen ervaringen in Los Angeles spreken, waar ik, net als de meerderheid van mijn landgenoten, als eenling op een instituut Duitse taal- en letterkunde werkzaam ben. In de tweede plaats zullen sommigen onder u vinden dat mijn vragen en antwoorden op opendeurtrapperij lijken. Mijn ervaring heeft echter geleerd dat in de praktijk al die open deuren van vroeger hermetisch dicht zijn gebléven. Diegenen die vertrouwd zijn met de Californische populaire psychologie zullen wel doorhebben dat ik vandaag met de IVN, de Taalunie en de Nederlandse en Belgische overheid bezig ben de assertiviteitstechniek van de kapotte grammofoonplaat (‘broken record’) uit het boek Als ik nee zeg voel ik mij schuldig toe te passen (Smith 1979). Daarom herhaal ik een deel van de inhoud van mijn eigen bijdrage en die van collega Vincent aan het Achtste Colloquium Neerlandicum in 1982 te Leuven. Maar misschien zal juist door dit voorzichtig doordrammen langzamerhand de belangrijke boodschap bij de betrokken personen, organisaties en instanties doordringen.
En nu de vragen waar ik het net over had.
Wie van de studenten die uit de massa opduiken om zich in te schrijven voor een beginnerscursus Nederlands, slaagt er? Met andere woorden: Wie zijn de ‘echte’ studenten Nederlands als tweede taal? Wie zijn de studenten Nederlands die inderdaad als student kunnen functioneren?
Mijn antwoord luidt: alleen de fanatiekelingen, dat wil zeggen alleen die mensen die al enthousiast zijn of die dat worden, hetzij over de taal zelf, hetzij over datgene wat ze met hun toekomstige taalkennis hopen te kunnen doen. Alleen fanatiekelingen brengen de nodige inspanning op om zich de taal eigen te maken, om met systeemkaarten in hun zak rond te lopen, paraat om de volgende dag een nog onbekende uitdrukking te noteren als die langs hun oren suist. Alleen fanatiekelingen zijn in staat om op eigen houtje, gewapend met woordenboek en grammatica, verder te gaan wanneer meneer King of mevrouw Van Oosten er niet meer bij zijn. En tenslotte: alleen fanatiekelingen hebben de motivatie om zich tegen griezelige interferentiefouten te verweren. Nu, als het waar is dat alleen fanatiekelingen echte studenten Nederlands als tweede taal kunnen zijn, dan ligt de volgende vraag voor de hand: Hoe kweek je fanatiekelingen?
Een kort antwoord zou zijn: door al het mogelijke te doen om Nederland en België - en ik zou stellen het huidige Nederland en het huidige België - reëel en actueel te maken voor de studenten. Om de studenten te laten zien dat de werkelijkheid op een andere manier georganiseerd kan worden dan in - zeg maar - | |||||||
[pagina 193]
| |||||||
Zuid-Californië. Als je dat kunt doen, bijvoorbeeld als je je studenten videocassettes van het NOS-journaal en Sonja Barend en Koot en Bie kunt laten zien (zoals ik ooit eens in Los Angeles met de hulp van de vorige consul Karel de Beer heb mogen doen), dan groeit de belangstelling vanzelf. Het doet er niet toe of de meeste studenten niet alles begrijpen. Waar het om gaat is dat ze met eigen ogen zien dat er aan de andere kant van de aarbol óók geleefd wordt, dat er zelfs na de Gouden Eeuw in Nederland mensen wonen, dat er Lubbersachtige politici rondlopen, dat er niet slechts één maar twéé Woody Allenachtige typen kunnen bestaan, en dat je niet om de drie seconden hoeft te glimlachen als je het journaal voorleest.
En nu pas kom ik aan het centrale punt van dit praatje: wij kunnen niet eenvoudig aan dit soort leermiddelen komen! Er zijn wel dingen die ik alleen kan doen. Ik heb bijvoorbeeld stiekem waarschuwingsborden van de muren van het Bunge-Huis in Amsterdam gerukt, om in de klas te gebruiken: ‘Ken uw vluchtwegen! In geval van brand gebruik geen licht!’, maar ik ben niet kapitaalkrachtig genoeg om zelf aan videoapparatuur te komen of regelmatig cassettes uit Nederland te laten sturen (door geheimagenten, natuurlijk, die niet in een copyrightproces verwikkeld willen raken). Nee, op dit gebied hebben wij docenten Nederlands in het buitenland alle mogelijke steun nodig van alle bestaande organisaties en instanties. En het moet daadwerkelijke steun zijn. Ik geloof dat dit nu in 1985 overduidelijk is.
Wat leerboeken betreft mogen wij niet mopperen: Lagerwey 1976, Shetter 1984, Stegeman 1982, Trim et al. 1984 doen alle moeite (binnen de grenzen van de betaalbaarheid) om die vreemde landen Nederland en België dichterbij te brengen. Maar waar wij wel over kunnen klagen, vind ik, is het nog steeds ontbreken van goede en geschikte films, videocassettes, uitwisselingsprogramma's en ga zo maar door. Technisch heeft de mens de maan bereikt, maar bijna twintig jaar daarna lukt het België en Nederland nog steeds niet om relatief eenvoudige hulpmiddelen beschikbaar te stellen aan diegenen die in het buitenland een lans breken voor de Nederlandse cultuur. Dit jaar heb ik bijvoorbeeld geprobeerd bij het plaatselijke consulaat de klassieke film De overval uit 1962 te bestellen, omdat ik mijn studenten het scenario daarvan had laten lezen. Nergens te krijgen. Wel mochten mijn studenten een Polygoonjournaal zien waarin een reusachtige Nederlandse baggermolen ergens in Zuid-Amerika de hoofdrol speelde. Mijn punt is niet dat een uurtje Sonja Barend veel leuker was geweest maar dat het idee kennelijk bij niemand in Den Haag opkomt dat een film als De overval voor docenten nuttig kan zijn en dat hij dan ook beschikbaar gesteld moet worden. De IVN mag nog zoveel moties | |||||||
[pagina 194]
| |||||||
aannemen die hierop aandringen, wij zien er nog steeds te weinig resultaten van. Het ligt voor de hand dat er zelfs een doeltreffender middel dan de film en de videocassette bestaat om Nederland en België dichterbij te brengen en daardoor de nodige fanatiekelingen te kweken, namelijk door de procedure om te draaien en de studenten zelf naar die landen te sturen, bijvoorbeeld om deel te nemen aan een van die zomercursussen Nederlandse Taal en Cultuur, waarvan we allemaal leuke affiches toegestuurd krijgen. In dit verband wil ik hier allen maar opmerken dat ik hoop dat de communicatie tussen het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en de AANS soepeler, doeltreffender en regelmatiger zal plaatsvinden dan in het verleden.
Dames en heren: ik geloof dat de nieuwe leerboeken de student Nederlands als student beschouwen, en niet als papegaai of scholier of achterlijk kind. Ik geloof ook dat wij docenten de studenten als student beschouwen en behandelen. Ik vind het hoog tijd worden dat de officiële instanties in Nederland en BelgiëGa naar eind(2) dat ook gaan doen. De valse schaamte voor het uitdragen van de Nederlandse cultuur is er mijns inziens de oorzaak van dat de Nederlandse overheid weinig voor cultuurbevordering overheeft. En dat moet maar eens afgelopen zijn!Ga naar eind(3) | |||||||
Literatuur
| |||||||
[pagina 195]
| |||||||
|
|