Het derde didactische uitgangspunt dat te maken heeft met het leren van nieuwe
woorden, zou ik uitgebreider willen behandelen. Het is bekend dat de eerste 1000
woorden van een taal zonder inspanning geleerd kunnen worden. Hoe kunnen de
studenten dat doen en hoe leren ze de volgende 2000? De praktijk lijkt mevrouw
Schouten-Van Parreren gelijk te geven als ze
pleit voor het leren van woorden in teksten van de doeltaal. Dat houdt in dat de
studenten vanaf de eerste les Nederlandse teksten lezen zonder tussenkomst van
hun moedertaal. Er is dan minder kans op interferentie, tekst en context bieden
kapstokken voor het geheugen. Zo'n werkwijze stelt wel specifieke eisen aan het
lesmateriaal. Hoe bereik je dat buitenlanders zonder nadere toelichtingen meteen
Nederlands gaan begrijpen?
Ik wil een procedure voorstellen die uit drie fases bestaat. In een eerste fase
worden nieuwe woorden uitgelegd met eenvoudige symbolen. Ik licht dit graag
meteen toe aan de hand van voorbeelden.
Laten we aannemen dat de eerste zin van de eerste les is:
‘Nederland is een land’.
Hoe kunnen we de betekenis ervan uitleggen zonder een beroep op de moedertaal van
de student te doen? Heel eenvoudig: een kaart van Nederland maakt de betekenis
van het woord ‘Nederland’ duidelijk, het teken ‘=’ geeft de betekenis van ‘is’
weer en wat ‘land’ betekent blijkt uit de context.
Een volgende zin:
‘Nederland en België zijn landen’.
Hoe wordt ‘en’ verklaard? Met het ‘+’-teken. Het woord ‘België’ wordt op zijn
beurt verklaard met een kaartje. De betekenis van ‘zijn’ wordt duidelijk door de
context.
In de praktijk blijkt het erg effectief te zijn dit soort verklaringen in de
marge naast een nieuwe tekst aan te brengen. De studenten kunnen eerst proberen
op eigen kracht nieuwe woorden binnen de tekst te interpreteren. Lukt dat niet,
blijven ze steken, dan hebben ze in de marge meteen rebusachtige verklaringen
bij de hand. Deze werkwijze is dus gebaseerd op interpreteren en raden door de
student. Hierbij dient aangetekend te worden dat theoretici bevestigen dat raden
uiterst geschikt kan zijn voor het bevorderen van de retentie van een nieuw
woord. Is het mogelijk de woordenschat van de studenten systematisch uit te
breiden met dit rebusachtige systeem? Kan men werkelijk ontkomen aan het gebruik
van woordenboeken?
Het ziet ernaar uit dat dit inderdaad kan. Om dit toe te lichten wil ik nu
gedetailleerder ingaan op bedoelde toelichtingen naast de leestekst. Laten we
aannemen dat in onze tekst nu de volgende nieuwe zin verschijnt:
‘Nederland, België en Luxemburg vormen de Benelux’.
U raadt het al: een kaartje maakt de betekenis van ‘Luxemburg’ duidelijk,
‘vormen’ wordt in de marge met ‘=zijn’ verklaard, de betekenis van ‘Benelux’,
die waarschijnlijk bij voorbaat geen probleem oplevert, volgt uit de rest van de
zin. Met name