Verslag van de vergadering van de werkgroep Neerlandistiek in
Zuid-Europa
prof.dr. J.H. Meter
In de vergadering van de werkgroep Neerlandistiek in Zuid-Europa is met
voldoening vastgesteld dat in de periode tussen het Zevende en Achtste
Colloquium Neerlandicum (1979-1982) de groei van het onderwijs van het
Nederlands in Italië, Spanje en Portugal zich heeft voortgezet. Deze groei
komt niet zozeer tot uitdrukking in een toename van het aantal
docentschappen alswel in een uitbouw daarvan.
Positieve ontwikkelingen zijn geweest de instelling en bezetting van een
volwaardige leerstoel voor de Nederlandse taal- en letterkunde aan de
Universiteit van Rome, de benoeming van een geassocieerd hoogleraar aan de
Universiteit van Bologna, de verdere uitgroei van het docentschap aan de
tolkenschool van de Universiteit van Triëst, waar thans vijf docenten
werkzaam zijn en het grote aantal studenten voor Nederlands in Lissabon.
De band tussen de docentschappen in Italië is nauwer aangehaald door de
verwezenlijking - met financiële steun van het Nederlandse Ministerie van
Onderwijs en Wetenschappen - van een centrale catalogus van boekwerken en
publicaties op het gebied van de Neerlandistiek, aanwezig in Italiaanse
universiteitsbibliotheken. Deze is ondergebracht in het Nederlands Instituut
in Rome. Op de vergadering zijn voorts afspraken gemaakt over de
uitwisseling van informatie betreffende de bij de docentschappen in
bewerking zijnde dissertaties.
Een kwalitatieve verdieping van de didactische methodiek valt waar te nemen
in de aangevatte en gedeeltelijk gerealiseerde vertaalprojecten aan de
universiteiten van Madrid, Padua en Triëst, die in het geval van Madrid ook
geleid hebben tot de uitgave van een bloemlezing van modern Nederlands proza
in Spaanse vertaling. Wetenschappelijke bijdragen werden geleverd door Prof.
R. Van Ertvelde die een inleiding tot de Nederlandse fonologie (deel I: Het
vocalisme) publiceerde en door Prof. J.H. Meter
met artikelen over ‘Daniël Heinsius en de retorica’ en ‘Verhaal en
Beschrijving in de retorica’. Op het gebied van de leermiddelen valt de
uitgave te melden van een elementaire spraakkunst van het Nederlands voor
niet-universitair gebruik door dr. G.F. Groppo en
C. Lanning.
De studie van het Nederlands als hoofdvak heeft ook nu weer geleid tot een
aantal promoties vooral op literair-comparatistisch gebied, zoals van F. Paino over de invloed van de Italiaanse
Renaissance op de Nederlandse letterkunde van de zestiende eeuw en van T.
Fanti over Potgieter en de Amerikaanse letterkunde (resp. Napels 1980 en
Rome 1981).