Uitwisseling van ervaringen is steeds verrijkend, en uit de vaststelling van de
grote verscheidenheid ontstaat wellicht ook een consensus naar meer eenheid. Het
is toch namelijk uit deze colloquia dat het: ‘Certificaat Nederlands als vreemde
taal’ is ontstaan, waarvoor in 1977 voor de eerste keer examens werden afgelegd,
zulks met de instemming van de Belgische en Nederlandse regering; op
verscheidene plaatsen in de documentatie is ook de wens geuit naar meer
overeenkomst inzake doceerstof, ofschoon nergens de vraag naar eenvormigheid
gesteld is.
Maar de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek blijft vooral zinvol wat
haar hoofddoel betreft: ons bekend maken in het buitenland. Nog steeds is het
een moeilijke opgave voor ons Vlamingen, om de Fransen en de Engelsen ervan te
overtuigen dat wij eenzelfde taal spreken als de Nederlanders. Wij hebben het
even lastig dezelfden ervan te overtuigen dat het Nederlands met even veel recht
een Belgische taal is als het Frans. En zij blijven ongelovig als wij beweren
geen minderheid te zijn in België.
Nog steeds kent het buitenland veel te weinig de elementen die de
Nederlandssprekenden verbinden: het zijn niet alleen de schone kunsten en de
wetenschappen, het zijn ook de weerbaarheid tussen machtiger naburen, plus de
strijd om eigen aard en onafhankelijkheid. De grote figuren uit onze heroïsche
literatuur zijn strijders tegen de overmacht: Reinaert, Oranje, Uilenspiegel,
Lucifer, de Leeuw van Vlaanderen. Nederlandse cultuur is tenslotte het vermogen
onszelf te blijven zowel binnen een grote verscheidenheid van locale nuances,
tijdperken, stijlrichtingen en genres als tegenover geabsorbeerde elementen van
buitenuit. Die eenheid in verscheidenheid karakteriseert de Nederlandse cultuur
en zal een kenmerk zijn van de Nederlandse Taalunie. Er zijn veel landen waar
die kenmerken op sympathie kunnen onthaald worden en nergens zijn ze een
bedreiging, tenzij voor de machten die zelf overheersing nastreven.
Er is een tijd geweest dat de Nederlandse cultuur werd uitgedragen door
kooplieden, planters en zendelingen. Wij kunnen niet blind zijn voor de
verspreiding die het Nederlands daardoor genoten heeft en voor de resten ervan
die nu nog voorhanden zijn. Het Nederlands is er nochtans geen wereldtaal door
geworden en het zou verkeerd zijn het Nederlands groter of belangrijker voor te
stellen dan het is. Maar de latente bekendheid met elementen van onze cultuur op
vele plaatsen ter wereld is een niet weg te praten feit, zoals ik onlangs heb
kunnen ondervinden in Mexico en in zelfs nog sterkere mate in Japan. Bij
toelegging op die latente aanknopingspunten ontstaan er voor ons
ontmoetingsmogelijkheden die op vele vlakken bruikbaar zijn, ook voor de nabije
toekomst. Boeken, docenten, wetenschappers, industriëlen, handelaars.... worden
de nieuwe uitdragers van onze cultuur.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren. U buigt zich in de komende