schappelijke woonruimten.
Voorbeelden zijn op vele plaatsen in Amsterdam te zien: de Zaanstraat, de
Spaarndammerbuurt en ook het Roelof Hartplein.
Verwant aan deze bouwrichting is de beeldhouwer Hildo Krop. Zijn
expressionistisch werk siert veel gebouwen uit de Amsterdamse School. Ook de
beeldhouwer John Raedecker moeten wij betrekken in de groep die zich
concentreert op een richting in de beeldende kunst waarin de gemeenschap
centraal staat. U zult tijdens uw verblijf in Amsterdam zeker in de gelegenheid
zijn het nationale Monument op de Dam te bezoeken, een schepping van Raedecker
die in het verleden vele pennen in beweging heeft gebracht.
Centrumfiguur van het expressionisme in de schilderkunst van Amsterdam is Jan
Sluyters, in wiens zeer persoonlijke stijl Frans kubisme en Duits expressionisme
samenvloeien.
De uitbundigheid van het expressionisme in die dagen vond ook/zijn weerklank in
muziek en literatuur.
Een duidelijk symbool uit de jaren '20 in Amsterdam is het theater Tuschinski,
een bioscoop van pracht en welstand, voorloper van wat later Art Deco zou heten.
Laat in de 30er jaren zien wij een door de Stijlgroep geï;nspireerde bouwvorm
ontstaan die de naam van nieuwe zakelijkheid kreeg toebedeeld. Helaas heeft die
nieuwe zakelijkheid in Amsterdam weinig kansen gekregen. Enkele voorbeelden wil
ik noemen: Duikers Open Luchtschool in Amsterdam-Zuid, de Cineac aan de
Reguliersbreestraat en de huizen aan de Anthonie van Dyckstraat.
In de schilderkunst wordt in die jaren de nieuwe zakelijkheid verbeeld door o.a.
een man als Dick Ket, wiens (later) magisch realisme evenals dat van Willink,
Hynckes en Schumacher de tand des tijds ruimschoots heeft doorstaan.
Contacten met internationale kunststromingen hebben in de naoorlogse beginjaren
Amsterdam wakker geschud uit een wat ingeslapen situatie. Op het gebied van
beeldende kunst vond de nieuwe openheid een begin in het Stedelijk Museum, dat
zich ontwikkelde tot een van de belangrijkste kunstverzamelingen op het gebied
van eigentijdse kunst in Europa. Exposities van de naoorlogse generaties waarbij
opstand en verzet tegen de gevestigde maatschappelijke orde een doorslaggevende
rol speelden, liggen velen nog vers in het geheugen. De Cobra
(Copenhagen-Brussel-Amsterdam) -tentoonstellingen uit '48 met schilders als
Karel Appel, Corneille, Wolvencamp, Rooskens, Brandts en hun litteraire
evenknieën als de dichters Elburg, Kouwenaar, Lucebert en Schierbeek, deden de emoties hoog oplaaien. Bij het
grote publiek bracht deze felle vorm van artistiek beleven een duidelijke schok
teweeg en soms zelfs een afgrijzen bij het horen van Karel Appel's uitspraak ‘ik
rotzooi maar wat aan’.
Ook op andere gebieden dan de schilderkunst, en dan denk ik aan de architectuur,
de litteratuur en de muziek, heeft het informele en de spontaniteit een enorme
weerklank gevonden. Zo b.v. in de Opstandingskerk van Duintjers en in het
uitbreidingsplan