op de achtergrond,
aan de eensgezindheid van het driespan Thys-Jalink- Thomassen, dat niet alleen
deze week, maar reeds vele maanden en jaren de wagen van onze buitenlandse
nederlandistiek heeft moeten trekken, ik denk aan mevr. Moolenburgh en haar
lieftallige assistenten die de gaande en komende man of vrouw de weg hebben
gewezen en, zonder dat wij het wisten, menig praktisch probleem hebben geregeld.
Allen die ons van dienst zijn geweest afzonderlijk te noemen is in dit beperkte
tijdsbestek niet mogelijk, maar tot hen allen richt ik namens de deelnemers aan
het 4e Colloquium een woord van oprechte dank.
Maar ons Colloquium is meer dan de periodieke bijeenkomst van een
gezelligheidsvereniging, hoe aangenaam en verkwikkend ook. Het wil ook zijn een
werkplaats waar gearbeid wordt aan een gemeenschappelijk
project: de bevordering en verdieping van de nederlandistiek in het buitenland.
Niet minder dan tien vergaderingen van zeer uiteenlopende aard zijn in de
afgelopen week aan dit doel gewijd. Getrouw aan de opzet van het vorige
Colloquium van 1967 in het Oude Hof te 's-Gravenhage, heeft de Werkcommissie de
vergaderingen gesplitst in werkvergaderingen van praktische aard en
wetenschappelijke vergaderingen.
De openingszitting van het Colloquium leverde een verrassing op in de vorm van de
voordracht van prof. Dr. J.W. Smit van Columbia
University van New York, die een geheel nieuw geluid deed horen over de
wenselijkheden en methoden van onze buitenlandse nederlandistiek die, naar zijn
mening, nog te zeer vastzit aan verouderde negentiendeeeuwse schema's en
concepten als de waarde van taal en letterkunde voor de geestelijke vorming. Hij
hield ons voor dat ons vak in de toekomst alleen een kans zal blijven maken als
het in ruimere zin werd opgevat als studie van typisch Nederlandse
gedragspatronen. Helaas was op deze, veel vragen oproepende, voordracht geen
discussie mogelijk en ik geloof dat wij daarmee een belangrijke kans gemist
hebben om elkaars diepere culturele intenties te leren kennen. Deze, naar vorm
en geest Multatuliaanse voordracht bracht heel belangrijke vragen in het geding,
aan de doordenking en bespreking waarvan wij niet zijn toegekomen, maar - en
hier formuleer ik een persoonlijke mening - misschien ook nog niet toe zijn. De
rede van prof. Smit was niet de enige ‘voice of America’ die opzien baarde, ook
andere collega's uit de States formuleerden in vergaderingen en gesprekken
wensen, die op de vorige colloquia nooit naar voren gekomen waren. Wensen die
hierop neerkwamen dat ons onderwijs meer dan vroeger dient aan te sluiten bij de
actuele problematiek van de student anno 1970. Ook aan het slot van de zeer
doorwrochte voordracht van prof. Rutten over de