Colloquium Neerlandicum 4 (1970)
(1973)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het vierde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 64]
| |||||||||||||
Nederlands aan de universiteit van Port ElizabethAan Zuidafrikaanse universiteiten wordt Nederlands gedoceerd als onderdeel van het vak Afrikaans/Nederlands. Het belang dat hierbij aan de studie van het Nederlands gehecht wordt, varieert van universiteit tot universiteit. In Port Elizabeth wordt principieel de helft van de beschikbare tijd aan het Nederlands voorbehouden, wat aanzienlijk meer is dan aan sommige andere Zuidafrikaanse universiteiten.
Op het huidige ogenblik betekent dit, dat we de helft van 4 lesuren per week (à 30 weken per academisch jaar) aan het Nederlands besteden, m.a.w. 60 lesuren per jaar. De zg. ‘voorgraadse’ kursus (die leidt tot een zg. B.A.) omvat in Zuid-Afrika 3 jaar studie. Zowel bij Afrikaans als bij Nederlands wijden we de ene helft (dus 30 lesuren per jaar) aan letterkunde, de andere aan taalwetenschap. Het programma omvat voor Nederlandse literatuur:
Bij Nederlandse taalwetenschap worden de volgende onderdelen behandeld:
| |||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||
De Nederlandse literatuur wordt (tijdelijk) gedoceerd door Dr. W.F. Jonckheere, terwijl ik voor de Nederlandse taalwetenschap insta.
Uit bovenstaande uiteenzetting blijkt, dat studenten die in het Afrikaans belang stellen, ook een zekere kennis van het Nederlands moeten opdoen.
Theoretisch is ook het omgekeerde waar, nl. dat studenten die Nederlands willen leren, ook Afrikaans moeten kennen. Het is dus foutief te veronderstellen, dat de cijfers betreffende Zuidafrikaanse studentenaantallen een weerspiegeling zijn van de belangstelling voor het Nederlands; men kan aannemen, dat de overgrote meerderheid van de Zuidafrikaanse studenten slechts Afrikaans wil studeren, bv. met de bedoeling leraar te worden.
In Port Elizabeth hebben we gemiddeld een veertigtal studenten in het eerste, twintig in het tweede en tien in het derde jaar. De studenten in hun derde jaar hebben twee hoofdvakken, bv. Afr./Ned. + Engels; Afr. / Ned. + Duits; Afr. /Ned. + Xhosa. Daar de universiteit pas sedert 1965 bestaat, hebben we nog niet veel ‘nagraadse’ studenten gehad. Op zg. ‘honneursvlak’ krijgen de studenten de keuze tussen literatuur (Afrikaans + Nederlands) en taalwetenschap (eveneens Afrikaans + Nederlands). Vorig jaar hadden we een studente die de honneurscursus taalwetenschap gekozen had en daarvoor een cursus 17de-eeuws Nederlands en Nederlandse dialectologie volgde.
Een instituutsbibliotheek hebben we niet, maar de centrale bibliotheek is reeds vrij goed voorzien als men rekening houdt met het feit, dat men pas vijf jaar geleden begonnen is. Belangstelling voor bijkomende activiteiten is niet erg groot, maar dat geldt precies in dezelfde mate voor talen als Frans en Duits, talen waarvoor de mogelijkheden uiteraard veel groter zijn. In '68 hadden we de tentoonstelling ‘De Nieuwe Gids en Van Nu en Straks’, waarvoor Prof. Antonissen uit Grahamstad de inleiding hield. We organiseerden ook enkele filmvoorstellingen, o.m. met de T.V.-films ‘Kerkhofblommen’ en ‘Gedichten van Willem Elsschot’. Sedert '69 organiseert het Genootschap Nederland-Suid-Afrika geregeld lezingen, films, toneelopvoeringen e.d., waarbij het vakkomitee Afrikaans /Nederlands ten nauwste betrokken is.
Sedert begin 1970 werd in Port Elizabeth, onder impuls van Prof. Loubser, een aanvang gemaakt met een gedeeltelijke splitsing van de vakken Afrikaans en Nederlands. De oude cursus Afrikaans/Nederlands bleef bestaan, maar daarnaast hebben de studenten nu de mogelijkheid, een volledige cursus Afrikaans te volgen en een volledige cursus Neder- | |||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||
lands op 1ste en 2de-jaarsvlak.Ga naar voetnoot*
De universiteit heeft de instelling van een derde jaar Nederlands nog niet goedgekeurd, m.a.w. Nederlands kan nog niet als hoofdvak gekozen worden. Dit stelsel dat nog door geen enkele andere Zuidafrikaanse universiteit werd ingevoerd, heeft het nu mogelijk gemaakt zowel het Afrikaans als het Nederlands grondiger te behandelen voor studenten die dieper op de stof willen ingaan. De studenten krijgen op die manier nl. de dubbele hoeveelheid stof te zien en te horen. We hebben op het ogenblik elf studenten die ingeschreven hebben voor deze nieuwe eerstejaarscursus Nederlands. Het betreft studenten die gelijktijdig ook de cursus Afrikaans volgen, maar theoretisch bestaat ook de mogelijkheid, dat studenten wél Nederlands, maar geen Afrikaans volgen. Voor studenten die Afrikaans als hoofdvak kiezen, is Nederlands verplicht in het 1ste en 2de jaar. We hopen, dat deze cursus Nederlands mag uitgroeien tot een volwaardig vak en dat we op die manier in staat zullen zijn om studenten op te leiden die meer Nederlands kennen dan thans het geval is.
Sedert 1968 wordt er bovendien in Port Elizabeth geprobeerd om aan de studenten meer dan een uitsluitend passieve kennis van het Nederlands bij te brengen. Ook in dit opzicht wijkt de universiteit van Port Elizabeth af van de traditionele opvattingen in Zuid-Afrika. Al is de afstand Nederland-Zuid-Afrika zeer groot, toch lijkt het ons wenselijk een zekere mate van actieve kennis na te streven. Het blijkt nl. dat men er niet langer van kan uitgaan, dat een Afrikaanssprekende Nederlands en de Nederlandse cultuur kent. In tegenstelling tot de ouderen, die geregeld een zeker contact met het Nederlands hadden, staan jonge Zuidafrikanen tegenover het Nederlands volkomen vreemd. Als ze niet in de gelegenheid gesteld worden een fundamentele kennis van het Nederlands op te doen, zullen ze er, zelfs na een jarenlang verblijf in Nederland, zelden in slagen een behoorlijke kennis van het Nederlands te verwerven. Voor de gemiddelde Nederlander lijkt Afrikaans niet zo moeilijk en hij gaat er ten onrechte van uit, dat het Nederlands voor een Afrikaanssprekende een eenvoudige zaak is.
Om die actieve taalbeheersing te bevorderen, hebben we voor de eerstejaars ook een zg. ‘praktikum’ ingesteld (2 lesuren per week, d.w.z. 60 lesuren per jaar) waarbij van audio-visuele middelen gebruik gemaakt wordt. Deze cursus bezorgt ons heel wat hoofdbrekens. De situatie is | |||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||
van die aard, dat de bestaande cursussen geen voldoening kunnen bieden. Voor Afrikaanssprekenden liggen de moeilijkheden nl. niet op het gebied van de woordenschat en ook de uitspraak levert niet zoveel moeilijkheden op (of liever: is in de gegeven omstandigheden van secundair belang). Daartegenover staat, dat het ontzettend moeilijk is de studenten een inzicht te geven in de grammaticale structuur van het Nederlands: de meesten kennen slechts Afrikaans en Engels, hebben geen ervaring van een taal met de- en het-woorden, kennen bijna geen persoonsuitgangen, geen sterke werkwoorden, geen imperfectum en plus- quam-perfectum, geen verbuiging van adjectieven e.d. Dikwijls is juist de kennis van het Afrikaans een hinderpaal voor het aanleren van de correcte Nederlandse vorm.
Op het ogenblik gebruik ik de oude cursus van de Vrije Universiteit van Amsterdam, een vertaling van de Franse Crédif, zo goed en zo kwaad als het gaat aan onze noden aangepast. Het ideaal zou zijn, een speciale cursus Nederlands voor Afrikaanssprekenden te ontwerpen, maar daarvoor heb ik helaas niet de nodige bekwaamheid en evenmin de nodige tijd. Fonoplaten zouden ons kunnen helpen, maar de oogst op dat gebied is niet bijster groot en literaire platen geven vaak een scheef beeld van het werkelijke Nederlands. We zouden misschien meer geholpen zijn met bandopnamen van Nederlandse gesprekken, bv. school-radio of educatieve uitzendingen van de Nederlandse of de Belgische zender, maar het opvangen van radioprogramma's voor dit doel is hier vrijwel uitgesloten. Ik zou daarom graag ter overweging geven, dat geschikte dialogen, liefst in overleg met de betrokken radio-omroepen, ter beschikking gesteld zouden kunnen worden. Deze dialogen hoeven geen opeenstapeling van taalproblemen te zijn: een vlot, beschaafd gesprek over een of ander boeiend onderwerp kan voor de docent een uitgangspunt zijn. Hij kan zelf de tekst gebruiken zoals het hem goeddunkt. Dergelijke bandopnamen kunnen niet alleen taalkundig, maar ook cultureel van belang zijn als problemen in verband met actuele noden in Nederland en Vlaanderen aangesneden worden. Misschien zouden ook korte T.V.-films (ik denk aan school-T.V.) zeer nuttig zijn. Wel moet er rekening mee gehouden worden, dat het budget van een vakkomitee uiteraard beperkt is en dat er slechts in uitzonderlijke gevallen tot aankoop van films overgegaan kan worden.
Ik hoop ten zeerste, dat er meer mogelijkheden gevonden worden om de keuze van geschikt didactisch materiaal te vergroten. Alleen dan kan een cursus practisch Nederlands in Zuid-Afrika de vruchten opleveren die we ervan verwachten. Yvette Stoops. |
|