Mededeling over de mogelijkheden voor het Nederlands onderwijs in
China
door Drs. R. van de Velde (Aarhus)
De in het programma afgedrukte kwalifikatie van wat ik de deelnemers aan het
Tweede Colloquium heb te zeggen wekt geheel verkeerde verwachtingen. Ik kan
namelijk in het minst geen referaat houden over de mogelijkheden voor het
Nederlands onderwijs in China. Wat ik te zeggen heb zal inderdaad strikt beperkt
blijven tot een mededeling.
Eind juli kwam ik door volkomen toevallige omstandigheden in kontakt met een
delegatie uit Peking-China, die in Nederland de mogelijkheden onderzocht
leerkrachten voor het onderwijs aan Chinese middelbare scholen aan te werven.
Het ging de delegatie voornamelijk om leraren in de drie moderne talen Frans,
Duits en Engels. Een vriend van mij, die in zakelijke relatie staat tot enkele
Chinese instanties en die niet precies wist wat het doel was van de delegatie,
verkeerde in de veronderstelling dat de Chinezen docenten zochten voor de
Universiteit van Peking. Toen hij mij vroeg of ik er voor voelde eens in kontakt
te komen met deze delegatie, ben ik daar inderdaad op ingegaan omdat ik meende
dat er misschien ook wel een kans voor het Nederlands zou bestaan.
Op 28 juli had ik in het gebouw van de diplomatieke vertegenwoordiging van de
Chinese Volksrepubliek in Den Haag als gevolg van een door mijn vriend gemaakte
afspraak een onderhoud met twee hoogleraren van de Universiteit van Peking.
Hoewel het spoedig duidelijk werd dat men in China in de eerste plaats interesse
heeft voor leerkrachten die verbonden kunnen worden aan middelbare scholen,
bleken er ook mogelijkheden te bestaan om te doceren op universitair niveau. Men
streefde ernaar in de kortst mogelijke tijd vrijwel alle min of meer belangrijke
talen te laten onderwijzen aan één of meer universiteiten, en in deze opzet zou
er zeker ook plaats zijn voor het Nederlands.
De beide hoogleraren, wier namen ik overigens nauwlijks heb verstaan en vrijwel
onmiddellijk weer ben vergeten, waren hierin zo positief dat ze mij verzekerden
dat ik, zo ik wilde, zomer 1965 al naar Peking kon