Colloquium Neerlandicum 2 (1964)
(1966)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het tweede colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 43]
| |||||||||||||||
Tweede werkvergadering gehouden op donderdag 10 september 1964
|
Voorzitter: | Dr. J. Smit (Universiteit Melbourne) |
Thema: | De Nederlandse bibliotheek aan een buitenlandse universiteit: boeken, tijdschriften en ander didactisch materiaal (problemen in verband met aankoop, schenkingen, voorziening door openbare instanties in Nederland en België) |
Voordrachten: | Prof. M. Shibusawa (Universiteit Tokio): ‘De huidige situatie van
het Nederlands in Japan’. Drs. R. van de Velde (Universiteit Aarhus): ‘Mededeling over de mogelijkheden voor het Nederlands onderwijs in China’. |
Rapporteurs: | Drs. J.P. Ponten (Universiteiten Marburg en Giessen) en J.B. van Nimwegen (Universiteit Erlangen) |
De huidige situatie van het Nederlands in Japan
door Prof. M.
Shibusawa (Tokio)
De studie van het Nederlands in Japan heeft in het verleden een allerbelangrijkste rol gespeeld bij de vernieuwing van het land, zoals ik al in een historisch overzicht opmerkte in het maart-nummer van Ons Erfdeel. Maar in vergelijking daarmee neemt het onderwijs of de studie van het Nederlands in het tegenwoordige Japan slechts een veel bescheidener plaats in. Dat wil zeggen dat onze Tokyo University of Foreign Studies (Japanse naam: Tokyo Gaikokugo Daigaku) thans in Japan inderdaad de enige universiteit is, waar de traditie van het Nederlands onderwijs gehandhaafd wordt.Ga naar voetnoot*
Onze universiteit telt tegenwoordig een 13-tal afdelingen: de Engels-Amerikaanse, Franse, Italiaanse, Duitse, Russische, Spaanse, Portugees-Braziliaanse, Chinese, Mongoolse, Indisch-Pakistaanse, Indonesische, Siamese en Arabische. Elk dezer afdelingen heeft ten doel vooreerst de taal, daarnaast ook de politiek, ekonomie, samenleving, kultuur e.a. van het bedoelde taalgebied te bestuderen. Met het Nederlands onderwijs is er in 1916, als onderdeel van de Maleise afdeling, een aanvang gemaakt, op initiatief van de toenmalige president, dr. Murakami Naojirô, de geleerde van de geschiedenis van de betrekkingen tussen Oost en West, die zelf in de beginperiode Nederlands doceerde. Het was de bedoeling dat de kennis van het Nederlands niet alleen in de praktijk, maar ook als hulpmiddel aan de studie van het vroegere Nederlands Oost-Indië dienstig zou gemaakt worden. In navolging van deze grondgedachte wordt thans ook nog het Nederlands op de Indonesische afdeling gedoceerd, dus enerzijds als hulpmiddel voor de studie van de indologie, en anderzijds voor de studie van de neerlandistiek.
Op de Indonesische afdeling wordt elk jaar gemiddeld een 20-tal nieuwelingen toegelaten door middel van een toelatingseksamen. De studenten worden vanaf het eerste jaar verplicht de Indonesische èn de Nederlandse kursussen, die elk afzonderlijk worden gegeven, te volgen. Een ieder, die behalve beide kursussen, ook andere vakken zoals b.v. Engels, Frans, Duits, algemene taalwetenschap, politiek, ekonomie, recht, sociologie, enz. heeft doorlopen, en in 4 jaar aan de eisen heeft voldaan, kan dan de titel van Bachelor of Arts verkrijgen. Tokyo University of Foreign Studies heeft thans een tweetal docenten in de neerlandistiek: mevr. S. Wiersinga-de Jong als lektor, en mij, prof. M. Shibusawa. Om nu een misverstand te vermijden, moet ik zeggen dat onze Indonesische afdeling nog drie docenten heeft voor het Indonesisch zelf. Ik doceer dus alleen Nederlands.
Waaruit bestaat nu dan precies de Nederlandse kursus aan onze universiteit? De studenten van het eerste jaar, die meestal 18 tot 19 jaar oud zijn en voor het eerst Nederlands gaan leren, krijgen drie uur per week de lessen in het Nederlands bestaande uit de elementaire grammatika, eenvoudige Nederlandse verhalen en een vertaaloefening uit het Japans in het Nederlands. Zij kunnen ook van het zgn. ‘Language Laboratory’, waarover de universiteit beschikt, gebruik maken om hun uitspraak te verbeteren. Aan de tweedejaarsstudenten tracht ik zo veel mogelijk algemene kennis te geven van de Nederlanden, d.w.z. van land en volk, geschiedenis, taal- en letterkunde, ekonomie en nijverheid, enz. Als leerboek daarvoor gebruik ik thans b.v. Land- en volkenkunde voor de middelbare school, derde deel door dr. J. Brummelkamp en dr. J.J. Fahrenfort, en Meet the Dutch - A Dutch reader door de heer Fernand G. Renier. Het laatste van beide vind ik uitstekend samengesteld, maar het is helaas iets te moeilijk voor onze tweedejaarsstudenten. Ze krijgen de lessen eveneens drie uur per week. De derdejaarsstudenten leren anderhalf uur per week kultuurgeschiedenis van Indonesië door middel van Nederlandse leerboeken, in verband met de traditionele situatie van het Nederlands onderwijs aan onze universiteit, namelijk als onderdeel van de Indonesische afdeling. Als laatste leren de vierdejaars ook anderhalf uur per week Nederlandse taalkunde door middel van Nederlandse teksten zoals b.v. De expansie van het Nederlands door prof. M. Valkhoff, Taal en leven door de heer J.A. Meijers. Behalve de bovengenoemde lessen die ik alleen moet geven, moet elk leerjaar ook één uur per week het Nederlands gesprek volgen, dat door mevr. Wiersinga-de Jong gegeven wordt.
Wij hebben op dit ogenblik verschillende problemen ten opzichte van de neerlandistiek in Japan, die op den duur moeten opgelost worden. De voornaamste daarvan zijn de volgende:
Het Nederlands onderwijs aan onze universiteit is, zoals ik reeds gezegd heb, van het begin af aan als een hulpmiddel bij de studie van de indologie beschouwd, hoewel de Nederlandse èn Indonesische kursussen afzonderlijk gegeven worden. Deze toestand achten wij natuurlijk onbevredigend. Wij hebben er dus jaren lang naar gestreefd in de eerste plaats een zelfstandige afdeling voor de neerlandistiek te laten instellen, ook ten einde de leerkrachten in de neerlandistiek te vermeerderen en daardoor de kursus nog meer uit te breiden. Maar, dames en heren, ik ben werkelijk heel blij dat ik U op dit colloquium een zeer prettig nieuws daarover kan meedelen. Het is namelijk dit, dat het Japanse Ministerie van Onderwijs op de 3de september - dus juist vlak vóór ik naar Brussel vertrok - door televisie en kranten bekendgemaakt heeft, dat het ministerie in overweging nam, om vanaf het volgend akademisch jaar een zelfstandige Nederlandse afdeling aan de Tokyo Univ. of Foreign Studies op te richten. Wij geloven dus dat deze bekendmaking van de regering in de nabije toekomst stellig tot werkelijkheid zal worden gebracht.
Het tweede probleem betreft dan wel de uitbreiding van de Nederlandse afdeling van onze universiteitsbibliotheek. Het ongeveer 1.600-tal Nederlandse boeken waarover wij nu beschikken, is toch helemaal nog niet voldoende voor de studie van de neerlandistiek, en bovendien om een volledig beeld van de Nederlanden aan de studenten te geven. Het bedrag dat nu voor de aanschaffing van Nederlandse boeken door de universiteit toebedeeld wordt, is slechts ƒ 500 per jaar. Maar vanaf het vorige jaar krijgen wij, tot ons genoegen, van het Nederlandse Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ƒ 250 per jaar als ondersteuning van de Nederlandse afdeling van onze universiteitsbibliotheek, dank zij de vriendelijke bemiddeling van Dr. J.M. Jalink en mej. Mr. E. Talsma.
Laatst ontvingen wij ook van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur van België vier pakken boeken van Vlaamse schrijvers ten geschenke. Ik moge dan ook van deze gelegenheid gebruik maken om voor deze vriendelijke hulp door de Belgische en Nederlandse regeringen ons verleend, hartelijk dank te betuigen. De huidige toestand bij het Nederlands onderwijs aan de Tokyo Univ. of Foreign Studies is in allerlei opzichten ongetwijfeld niet bevredigend, zoals uit het bovengenoemde blijkt. Maar ik wil er mijn best voor doen om onze positie als een zgn. ‘Voorpost van de neerlandistiek in het Verre Oosten’ te verdedigen en te versterken. Ik dank U dames en heren.
- voetnoot*
- Sinds de inzending van deze bijdrage blijkt er ook Nederlands te worden gedoceerd aan de Universiteiten van Kyoto en Osaka.