Colloquium Neerlandicum 1 (1961)
(1961)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het eerste colloquium van hoogleraren en lectoren in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 15]
| |
Omvang der Nederlandse seminarie-bibliothekenUit de gedachtenwisseling volgt, dat er onder de Nederlandse seminarie-bibliotheken (de universiteits-bibliotheken blijven hier buiten beschouwing) ‘have's and have-nots’, ‘possidentes et non-possidentes’ worden aangetroffen. Het slechtst voorzien zijn die der jonge lectoraten en der tolkeninstituten (zoals b.v. Saarbrücken, Mainz en Heidelberg); terwijl b.v. de boekerijen van Bonn en Keulen een 3000 à 4000 delen tellen. Uiteraard ontvangen de bibliotheken van universiteiten, waar het Nederlands deel uitmaakt van de leeropdracht van een hoogleraar, grotere toelagen van het betreffend universiteitsbestuur dan die, waar het Nederlands onderwijs is toevertrouwd aan een lector of ‘Lehrbeauftragter’, die niet de status van lector heeft. | |
Subsidies en schenkingenVan groot belang is de jaarlijkse subsidie, meestal groot f. 250.--, die een aantal hoogleraren en lectoren van het Ministerie van O.K. & W. ontvangen. Ditzelfde geldt voor de schenkingen van representatieve, nieuwverschenen boeken en tijdschriften door de Koninklijke Vlaamse Akademie voor Taal- en Letterkunde te Gent en het Ministerie voor Nationale Opvoeding en Cultuur te Brussel. Eveneens voor die van de Zuidafrikaanse Ambassade, van het Prins Bernhard Fonds en enkele andere organisaties, die incidenteel hulp bieden. Het blijkt evenwel dat (lang?) niet alle docenten voor Nederlands aan deze ondersteuningen en schenkingen deel hebben. Te overwegen is dus, of de docenten, met wie dit niet het geval is, zich individueel tot deze steunverlenende instanties zullen wenden (Mej.Drs. G. de Vries is van mening, dat zulke verzoeken zeker in goede aarde zullen vallen), of dat ook hier een taak voor de Werkcommissie is weggelegd. | |
Verwerving van dissertatiesDoor Dr. E.H. Kossmann en Drs. J.H. Meter wordt gewezen op de wenselijkheid Nederlandse dissertaties te ontvangen. Dr. J.M. Jalink antwoordt hierop, dat hij met dit probleem ook te Bonn geworsteld heeft, dat vooral samenhing met het feit dat de Nederlandse Afdeling geen ruilobjekten om aan te | |
[pagina 16]
| |
bieden heeft. Daar de universiteits-bibliotheek in dit opzicht in een gunstiger toestand verkeert, heeft hij sich tot de directeur van deze instelling gewend met het verzoek, de Nederlandse en Vlaamse universiteiten te vragen, van proefschriften op het gebied der Neerlandistiek, telkens twee exemplaren te willen zenden: één voor de U.B. en één voor de Nederlandse seminarie-bibliotheek. Toen deze poging weinig succes bleek op te leveren, heeft hij zich via de betreffende decanaten van de universiteiten, waar juist belangrijke Neerlandistische dissertaties verschenen waren, tot de jonge doctores zelf gewend. Deze weg bleek in 80% der gevallen tot het doel te voeren, kon evenwel als te bedelachtig in Dr. Kossmanns ogen geen genade vinden. In ieder geval is hij wat omslachtig en tijdrovend. Misschien gelukt het de Werkcommissie om hier een uitvoerbare en meer systematische regeling te bedenken en tot stand te brengen.
Te vermelden is in dit verband, dat ook de beide niet aanwezige hoogleraren Prof.em.Dr. A.J. Barnouw (New York) en Prof.Dr. W. Lagerwey (Calvin College, Grand Rapids) op beschikbaarstelling van Nederlandse boeken en uitbreiding van regeringshulp aandringen. | |
Keuze der aan te schaffen werkenDe Heer P.K. King M.A. wijst op de moeilijkheid op de hoogte te blijven van het verschijnen van interessante nieuwe werken. Drs. F.P. Thomassen antwoordt hierop, dat het z.i. niet op de weg van een officiële instantie ligt hierin voorlichting te geven. Hij stelt voor, dat iedere lector b.v. 5 boeken per maand zal lezen en er een recensie over inzenden, die dan alle tezamen gepubliceerd zouden kunnen worden. Dr. J.M. Jalink houdt deze wat bewerkelijke procedure voor overbodig, daar er voor de taalkundige en literair-historische publicaties aan de vaktijdschriften en voor de letterkundige werken aan de dag- en weekbladen een groot aantal deskundige en competente critici en recensenten verbonden zijn. Op een aantal tijdschriften en bladen dient toch elke seminarie-bibliotheek zich ook uit anderen hoofde te abonneren, terwijl enige hiervan, als de lector er om verzoekt, hem gratis door bovengenoemde en andere instanties worden toegezonden. Prof.Dr. W. Thys stelt in samenhang hiermee voor aan de belangrijkste Vlaamse en Nederlandse uitgevers een lijst van de Nederlandse hoogleraren en lectoren in het buitenland toe te zenden, met het verzoek hun fondscatalogi regelmatig aan deze docenten te willen doen toekomen. | |
[pagina 17]
| |
Gratis toezending van gesubsidiëerde boeken en tijdschriftenIn bovengenoemd verband doet de Heer H.J.W.M. Michaël van het Ministerie van O.K. & W. een interessante suggestie aan de hand. Hij raadt de Werkcommissie aan zich tot het door hem vertegenwoordigde ministerie te wenden, met het verzoek ca. 50 exemplaren van de door het departement gesubsidiëerde tijdschriften (Het Boek van Nu, De Gids, Ontmoeting, Roeping, De nieuwe Stem) ter beschikking van de Nederlandse docenten in het buitenland te stellen. Voorts deelt de Heer Michaël mee, dat de Staatsecretaris van O.K. & W. op het punt staat aan de gesubsidiëerde uitgevers van boeken op te leggen 50 exemplaren van de door hen uitgegeven werken af te staan. De Werkcommissie zou het departement kunnen verzoeken ook hiervan een deel aan de Nederlandse seminarie-bibliotheken in het buitenland te willen schenken. De Heer Michaël geeft aan, tot welke afdelingen van het ministerie de Werkcommissie zich met haar verzoeken zou moeten wenden. | |
Ambulante tentoonstellingProf.Dr. W. Thys adstrueert nader zijn suggestie om aan de Nederlandse en Belgische ministeries te verzoeken, ten behoeve van de Nederlandse leerstoelen en lectoraten in het buitenland een reizende tentoonstelling op het gebied van de Nederlandse cultuur samen te stellen. Met de ten toon te stellen voorwerpen heeft hij in de eerste plaats gedacht aan een verzameling illustratiemateriaal (platen, portretten, landkaarten, b.v. met een tekst in het Nederlands, Engels, Duits, Frans en Spaans), die gemakkelijk van het ene lectoraat naar het andere zou kunnen worden verzonden. Zulk een verzameling zou dan, tezamen met een aantal representatieve boeken uit de Nederlandse seminarie-bibliotheek van de betreffende universiteit, kunnen worden tentoongesteld. Dr. Jalink wijst er ter aanvulling van Prof. Thys' voorstel op, dat ook de Cultuurafdelingen der Ambassades in dit opzicht diligent zijn. Zo leent b.v. deze Afdeling te Bonn, naast allerlei illustratiemateriaal, ook smalfilms over onderwerpen de Nederlandse cultuur betreffend uit. Voorts zou z.i. ter verwezenlijking van Prof. Thys' idee de medewerking van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's Gravenhage en van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen kunnen worden ingeroepen. | |
StichtingProf.Dr. K. Heeroma, die de vergadering als gast bijwoonde, wees tenslotte dringend op de noodzakelijkheid uit deze eerste bijeenkomst van professoren en lectoren in de Neerlandistiek in het buitenland op wereldniveau een blijvend lichaam te doen voortkomen, b.v. in de vorm van een Stichting, waarvan men een figuur als Prins Bernhard zou kunnen verzoeken het beschermheerschap op zich te nemen. |
|