(die over de eerste en vierde zijn van de hand van J.Z. Uys, M.A., die over de
tweede en derde van die van Dr. J.M. Jalink)
Inleidende opmerkingen.
1.
Men houde steeds in gedachten, dat dit het eerste colloquium in zijn
soort was en dat het strikt genomen slechts als experiment was opgezet;
dat de thans bijeengekomen docenten, voor een groot deel tenminste,
volkomen vreemdelingen voor elkaar waren, en dat de werkzaamheden van
het colloquium binnen het uiterst kort bestek van nog geen twee volle
dagen plaats moesten vinden. Daarbij komt nog, dat de samengekomen
docenten onder geheel verschillende voorwaarden (verschillende
leeropdrachten enz.) en onder zeer uiteenlopende onderwijsomstandigheden
hun werk moeten verrichten.
2.
Daarnaast moet geconstateerd worden, dat de vier verschillende
thema's, die in discussie werden gebracht, niet in waterdichte
compartimenten ingedeeld konden worden, zodat een zekere mate van
overlapping onvermijdelijk was.
3.
Voegen wij hieraan toe, dat de deelnemers bij de discussies hun
aandacht niet tot één enkel thema konden beperken, maar dat ook aan de
lijst van gesuggereerde onderwerpen, die met het besproken thema verband
hielden, tijd moest worden besteed. Men kan dus begrijpen, waarom
slechts bepaalde aspecten van de betrokken thema's - en die soms nog
slechts gedeeltelijk - ter sprake zijn gekomen.
4.
De intrinsieke waarde van het colloquium - en met name de bespreking
van het academisch onderwijs van het Nederlands in het buitenland, zoals
hierboven weergegeven - was vooral daarin gelegen, dat de aanwezige
hoogleraren en lectoren elkaar persoonlijk en hun wederzijdse problemen
beter konden leren kennen en dat de deelnemers het nut en de
vruchtbaarheid van zulke besprekingen hebben leren inzien.