Wat eerlijck is, mach men wel begeeren.
THales gevraegt wat het alderlieffelijckst was? antwoorde: 't Genieten van yedts daer men seer na verlangt heeft. Epictetus te gast zijnde, verhaelde dat alles wat de nooder op-schafte, men behoorde wel te gebruycken: En dattet seer absurd voor de gasten soude zijn, om hem te dwingen dat hy juyst niet als sulcke Kost ofte Vis als sy begheerden, soude op-disschen: Sijnde (voegden hy daer by) even het selfde, datte onverstandige Menschen door gebeden van den Hemel eysschen, nu of om Regen, nu om droogh weder, dan om dit al, dan om dat niet: Even als oft dese de Goden, en wy onsen Nooder, (die toch meester van 't spel zijn) Kinderachtig wilden wetten stellen.