Alle klagers sijn geen gelijck-hebbers.
EEn Boer droech in Duytslant op sijn rugh een groote Sack Hoy, en daer mede ter Marct willende, riep op straet tegen yder wijck, wijck: Dan by ongeluck stiet een rijck Mans Soon in de Slijck: Waer over die den Boer voor 't Gerecht riep; die voor de Heeren komende, gants niet en sprack: Den President sich tot d' andere Heeren keerende, seyde: Wat sullen wy met desen Boer maken, ghy siet hy kan niet spreken? Neen, neen, seyde den geaffronteerden, hy kan wel spreken, want doen hy op straet