Uyt harde Klippen, springt oock wel Zoet Water.
EEn Hoogduyts Edelman die de gewoonte had, te maecken dat andere Luyden goedt 'tzijne was: Had eens al de Eeckel-Swijnen seker Clooster ontnomen, so als de selve ginghen Weyden: De Monicken dit hoorende, zonden een uytten haren derwaerts, met last, dat alzoo den Edelman een stoute Grijpvogel was, indien niet alle, dat hy soo veel Swijnen soude sien weder te krijgen, als het mogelijck was: Den afghesonden wort van den Edelman wel ontfangen, en te gast gehouden, en alsoo hy wel sach datte meeste Swijnen gheslacht waren, en veel Spijse daer van op Tafel wierde ghebracht, begost hy lustigh te eten, alhoewel teghens de ordre van hun Convent. Den Edelman vraegde hem waer om hy dat dede? Den Monick antwoorde: Dewijl onsen Prior my belast heeft dat ick soo veel van de Swijnen soude mede brenghen als ick koste, ende ick wel sie datse meest geslacht zyn, daer om eet ick so hartigh als ick kan, om dat altoos mede te brengen. De Edelman begost te lachen, en merckende deses Monickx een-voudigheyt, gaf hem de overighe Swijnen die noch ongedoot waren weder mede, daer hyse andersniet gekregen soude hebben.