't Geestelijck wesen bestaet in geen Droomen.
СOning Alfonsus van een Iacops Broer over een droom die den selfden 's nachts te vooren had ghehad, al te veel met dispuyt-woorden gemoeydt wordende, en die nochtans om zijne arbeyt van welspreken meynde dat den Koning hem Sacken vol Gout soude vereeren: Kreegh van Alfonsus tot antwoort: En weet ghy niet dat het den Christ-geloovigen ongeoorloft is in Droomen te gelooven?