drager: Op 'tPaert in 'trijden slapende, viel de Lancie hem uyt de hant, op 'thooft van de andere Page: Den Coning om siende, en dat hem ymand soo na op de hielen was, die hem docht dat hy niet en kende, wiert soo ontstelt, dat hy in een groote furie van zijn Paert sprong, trock zijn Swaert uyt, en als ware hy gheweest in het dickste van sijne Vyanden, begost te houwen en te slaen, roepende: Wacht u, houtse, verslaet dese verraders. Als hem de Pagen aldus hoorden roepen, vluchten sy soo seer hun Paerden loopen konden: Maer des Conings Broedere, Generael van d' Aurelianen wesende, reed neffens des Coninghs zijde, op dese hefte den Coningh oock zyn Swaert, soo dat had hy niet haestig ont-weken, hy een doot man soude sijn geweest. Dus reed den Coning so langh als een dol mensch, tot hy en sijn Paert niet vorder konden: Des greep hem een Soldaet, hem brenghende in 'tLegher van de Carmonianen, waer door den Oorlogh by gheleyt wiert, want den Coningh bleef altoos kranck-sinnigh, altoos meende hy zijn Verraders te sien, en so is hy in die phrenesie ghestorven, onderwijl niet alleen hy dit ongeluck had, maer geheel Vranckrijck en d' Ingesetenen wierden van andere over-vallen, en jammerlijck bedorven.
VAlentia van Milanen, geweest Hertogin-