Vremde biecht, en penitentie.
EEn Hooghduyts Speelman te Elvervelt, plach gelijck de Luyden van die Neeringe, dagelycks op de Dans-Schoolen, Hoer-huysen en Tavernen te loopen, daer hy sich vol soop, ende also niet voor tegens den Morgen 't Huys quam: Hy had de gewoonte dat hy dan altoos een Roede mede bracht: En 't huys intredende, seyde hy, Vrou, hier is u Man, daer is de Roe, hier is zijn achterste, die wert u ten besten ghegeven, wilt gy, soo slaet en smijt soo langh de Roede duyrt, ende tot gy moede bent.