Galliardise van Galjard.
SR. Gaulard een kluchtigen Fransman, doch van groot Geslacht, wiert op seeckeren dag door de Abt van St. Maria in zijn Abdye genodicht, om daer goede Chier te komen maken, ende indien het hem behaegde, daer een wijle te blijven: Mijn Cousin seyde Gaulard, ick sal u by-komen, maer 'k en blijf niet langer als 15. a 18. daghen: Voorts en maeckt niet veel moeyten met eenige Spijse van waerdije my op te dissen, want ick heb een goeden Hase, een schoone Patrijs, een Indiaens-Hoen, met een stuckxken gelardeert Ossen-vlees, 't elcken Maeltijt, laet ick my wel genoegen: Een goeden Religieux achter hem staende dit hoorende, seyde: By St. Bernard so gy komt, men sal de Schilderye van den Heylighen Lazarus in u Kamer hangen, en sult daer by geschreven vinden: Triduanus est, jam foetor, Gaulard Tridianus voor Triduanis explicerende, seyde, moet ick 3. weecken blijven, wat kan ick minder in dien tijt doen? Als den Heer de Lardoche in zijn Schilderije seer gepresen wiert, elck seggende, dattet hem seer wel geleeck: Mijn Heer seyde Gaulard, ick en weet niet waer om men segt datte Schilderije u so wel gelijckt, dan dit weet ick, dat hy niemant beter ghelijckt als u eygen