Het Haerlems leeuwerckje in-houdende veel aerdige nieuwe liedekens, met veel nieuwe voysjens
(1672)–Anoniem Het Haerlems leeuwerckje in-houdende veel aerdige nieuwe liedekens, met veel nieuwe voysjens– AuteursrechtvrijStem: Wispelturige Matroos.De Werelt is weer gants in roer,
Daer vlucht en schreyd so meenigh Boer;
Den Fransman komt marcheren aen,
Wy sullen hem oock tegen gaen,
Dat al sonder schroomen,
Laet hem komen.
Sa lustigh Maets weest wel gemoed,
Hier zijn noch harde Daelders goed,
Die men kan krijgen op de hand,
| |
[pagina 123]
| |
Voor die wil dienen 't Vaderlamnd,
Wilt voor ons Vryheyd strijden,
Met verblijden.
De Trommel roert nu alle daegh,
In alle Steden even staegh,
Om voor de Staten van Holland,
Te dienen ons lieve Vaderland,
Daer komt oock Volck geloopen,
Dat met hoopen.
De Waertgelders dienen getrouw,
De Wever loopt van sijn Getouw,
De Mulder van de Molen af,
Siet na een Peert al met een draf,
Om in het Velt te komen,
Sonder schromen.
En wie heb ick vergeten noch?
| |
[pagina 124]
| |
De Backer loopt al van sijn Troch,
De Brouwer loopt al van sijn Mout,
Den Timmerman al van sijn Hout,
Om voor ons Landt te vechten,
Als Lands-Knechten.
De Vleyshouwers al in de Hal,
Sy seggen ooch 't is niemandal,
Vijftigh Rijcxdaelders op de Hand,
Een Peert daer by wy zijn bemant,
Wy sullen een kans wagen,
Buyt of slagen.
De Leyedeckers van het dack,
En Swavelstocken groot gemack,
De Schoorsteenveger quam daer by,
Met sijn een hand in sijn zy,
't Is beter met een Degen,
| |
[pagina 125]
| |
Dan te vegen.
De Schoenmakers zijn wel gemoed,
Orangie Linten op sijn Hoed,
Al roept de Baes ick heb veel werck,
Sy lopen heen al even sterck,
Te Paert en Voet te dienen,
Al met ienen.
Den Smit die heeft den bras van 't werck,
De Steenhouwer al van sijn Serck,
De Snyder smijt nu wegh sijn Scheer,
Hy wil al mee trecken van Leer,
Den Fransman te gaen tegen,
t'Aller wegen.
Kammemaker, Brilleman,
Het loopt nu al wat loopen kan,
Slijp-scheer-en-mes is wel gemoed,
| |
[pagina 126]
| |
Hy draeght een Veder op sijn Hoed,
Het lange Kint wil dienen,
Met sijn bienen.
De Knoopmaker heeft niet te doen,
De Schoenlapper die lapt sijn Schoen,
De Verwer die smijt weg sijn Quast,
Een Degen hem al beter past,
Pieck of Musquet te dragen,
Sonder klagen.
Couragie isser meenigfout,
Al in ons Land by jongh en oud,
En dat vrywilligh so men siet,
Een yder sich ten dienste biet,
Als manhaftige Helden,
In de Velden.
Oorlof ghy vroome Helden goed,
| |
[pagina 127]
| |
Weest doch te samen wel gemoed,
En als de nood komt aen de Man,
Vecht trouwelyck al wat vechten kan,
Soo sal het haer niet baten,
Die ons haten.
|
|