Het Haerlems leeuwerckje in-houdende veel aerdige nieuwe liedekens, met veel nieuwe voysjens


[Gelijck de Roose-knopjes]
Stem: Pier is in den Hemel. Gelijck de Roose-knopjes, Wanneer den dageraed Sijn Christallijne dropjes Op 't Aerdrijck dalen laet, Haer Bladeren ontluycken,
[pagina 116]
En vry wat soetlijck ruycken, Als Ambroos en Muscaet. So is dan Iuliane, De stant van mijn gemoed, Mijn Zieltje smelt in Tranen Als ick u derven moet, Mijn waerde Ziels Vooghdesse, Mijn boesem is vol bresse, En blakert in een gloet. Van heete minne-voncken, U welbespraeckte Tongh, Verselt met soete loncken, 't Was die mijn hert besprongh, En door gewelt van stralen, Die ghy op mijn liet dalen, Tot uwe Liefde dwongh.
[pagina 117]
En laet ick soete Susje U cierlijck Roose-bloos, eens drucken met een Kusje, Dat Nectar en Ambroos, In soete evenaren, Ach mocht ick met u paren, In Cipres Minne-bloos. Dan soud ghy sien mijn Engel, Hoe u Philander mind, Of kan die kleyne bengel, Die 't alles overwind, U onversetbaer sinnen, Niet dwingen om te minnen, So is sijn roem maer wint. Of meent ghy dat Philander Met valsheyt om sou gaen,
[pagina 118]
En loopen by een ander Als hy met Iuliaen Sijn geyle lust geboet had, U kuysheyt onder voet trad, Verbant de snode waen. Eer sal de Sonne-wagen, In 't Oosten onder gaen, En in het Westen dagen, Eer ick van Iuliaen Mijn Liefde af sal keeren, En soo ick haer onteeren, Moet het mijn qualijck gaen.