't Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje
(na 1665)–Anoniem Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje, 't– AuteursrechtvrijStemme: Het daget uyt den Oosten.ICk heb te veel verlooren
Aan u, mijn waarde Vrouw,
Ach! dagt ik van te vooren
Dat ik dees quelling zou
| |
[pagina 88]
| |
In dees bedroefde tyden
Moeten lyden.
Maar laas! wat baat mijn klagen?
Die ik bemin is heen,
Bedroeft in ’t graf gedragen,
En laat my vol geween,
Bekommert vol gedagten,
In veel klagten.
Het schreyen van mijn Schapen,
Die jong en teeder zijn,
Onthoud mijn van het slapen,
Soo dat het hart vol pijn,
Inwendig deur mijn treuren,
Schijnt te scheuren.
Nu vind ik mijn verlaten,
Dien ik veel had vertrouwt,
Bevind ik dat mijn haten:
Dies mijn het leven rouwt,
En wensch soo menig werven,
Om te sterven.
Geen Mensch en kan uytspreken
Mijn overgroot verdriet;
Ik blijf in droefheyd steken,
En daar is niemand niet,
Die soekt mijn rouw te stelpen,
Of te helpen.
Help Hemel! help my zugten,
Verligt mijn droef gemoed,
Tot wien sal ik nu vlugten,
Ik weet geen raad soo goed,
Als God mijn droevig leven,
Op te geven.
J. van Asten. | |
[pagina 89]
| |
|