't Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje
(na 1665)–Anoniem Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje, 't– AuteursrechtvrijStemme: Feytje Floris myn Speelmeysje.JOosje wil een Vryster koopen,
Voor sijn lang-verspaerde Geld,
Och de Knecht is soo ontstelt:
Ik moet hem wat helpen loopen,
| |
[pagina 84]
| |
In dees jammerlijke nood,
Of hy krijt zich zelven dood.
‘k Weet by gort een aardig meysje
Soo van aanzicht als van Lijf,
Had hy dees maar tot sijn Wijf;
Wel is waar, ’t is kostelik vleysje,
Hy komt mee van Ryke Luy,
Dat en scheeld dan niet een bruy.
Heeft sy Paarden, hy de Wagen,
Heeft sy Vleys dat haar verveeld,
Hy is ook niet mis gedeeld,
Want sijn Vaar heeft sorg gedragen,
Dat’s gien Spaans, verstaje dat;
’t Is een Huw’lik in sijn gat.
Schoon al is se mal gebooren,
Groot van Mond, van Neus, van Kin
Dat en brengt gien onlust in:
Want hy heeft mee wat verlooren,
Daarom kies ik desen uyt?
’t Zijn twee Penn’gen om een duyt.
Hoe sel Joosje dan gaan pronken
Met sijn brakje op de zy:
Struyf, hier is geen Weer-ga by,
Die soo mooy beknopt kan lonken;
Al het Volk raakt op de bien,
Om dit Paartjen eens te sien.
Al weer gewonnen. | |
[pagina 85]
| |
|