't Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje
(na 1665)–Anoniem Haeghse lapmantje, met het Amsterdamse vodde-wijfje, 't– AuteursrechtvrijStemme: Nova.ANakreon, Anakreon de Digter,
Was menigmaal heel vrolick by de Wijn,
En als hy dronk, soo wierd sijn geest veel ligter,
En Poësy most sijn vermaak dan zijn;
Dan bond hy ’t Hoofd met Bloeme-kransen,
En uit sijn mond
Vloeid’ in een korter stond
De soetste Lekkery Van Praat en Poësy.
| |
[pagina 27]
| |
Gelukkig zijn, gelukkig zijn Poëten,
Die niet altijt van Muzen en Apoll’
Maar altemet met Bacchus zijn beseten
En door de drank van sijne godheid vol:
De beste Wyn kan Digteren ontfonken,
Dat zweert Tibul,
Properts en ook Katul,
Horatius al mee, Als hy Singt Evoë.
O Negental, O Negental Goddinnen
Houd voor u zelf de Bronnen die gy hebt,
Ik wil altijd godt Bacchus vogt beminnen,
Dat in mijn breyn een nieuwe geest herschept:
Wie sijne sorg en droefheid af wil spoelen
Met d’ Olden-hond,
Word niet alleen gesond,
Maar ook, gelijk men weet,
Een Sanger en Poëet.
Eynde.
|
|