Afscheid van een Jongman die Soldaat werd en naar den oorlog ging.
Wijze: Moet ik zoolang op Schildwacht staan.
Hoort hier de droeve klachten aan,
Van een zoon tegen zijne moeder,
Toen hij moest naar het slagveld gaan,
De zuster weent om haren broeder,
De vader, vol bezwaren zeide mijn liefste kind,
In uwe kinderjaren, waar hebt gij het verdiend,
Dat gij van ons moet scheiden voor uw leven,
Mijn hart dat zucht, mijn hart dat zucht,
Gij zijt helaas uw moeders eerste vrucht.
De moeder die riep ach liefste kind!
Moet gij gaan onder de soldaten,
'k Heb u van jongs af zeer teer bemind,
Moet gij uw moeder nu verlaten,
Ik heb u met mijn borsten teerhartig opgevoed,
't Zal mij het leven kosten,
Mijn eigen vleesch en bloed,
Met uw achttien jaar moet gij de wapens dragen,
Ach wat verdriet, ach wat verdriet,
Dat menig moeder van haar kinders ziet.
Had ik u in uwe jongheid,
Liever de aarde mogen geven,
Dan was ik van dien druk bevrijd,
Ik voel mijn bloed en aders beven,
| |
Moet ik u zien marcheeren,
Uw leven gaan riskeren, tegen den vijand,
Strijden in het veld, die ik zoo teer beminde,
Mijn zoon nog klein, mijn zoon nog klein,
Moet gij van uwe moeder gescheiden zijn?
Moeder! 't is mijn droevig lot,
Dat ik u, o ouders! moet verlaten,
Peins, dat het is de wil van God,
Zuchten en klagen zal niet baten,
Vertroost u lieve moeder en vader! heb geduld,
Zuster bid voor uwen broeder,
Als gij 't bepeinzen zult,
Dan ik zal den zegen vragen,
In mijn gedacht, in mijn gedacht,
Dat God mijn zal verleenen moed en kracht.
Kind vertrek in den naam van God,
Ik zal de benedictie geven,
En wees geduldig in uw lot,
De hemel spare u jong teer leven,
Den zegen voor het lest, Zoo als gij alle dagen,
Adieu dan mijn eerste zoontje,
Van achttien jaar, van achttien jaar,
Vertrek met de andere jongheid te gaar.
|
|