De Haarlemsche spoorwagen(na 1863)–Anoniem Haarlemsche spoorwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 's Werelds loop. Gelijk een schip op zee, Gedreven door de baren, Tracht naar een goede ree, En ontvlucht de gevaren, Zoo wordt m'en hart en zin Gedreven door de min, Tot u o lieve maagd! Die aan mijn ziel behaagt. Nooit is er dag of nacht, Of ik moet aan u denken, Dan komt de liefdeskracht, Van de natuur te krenken, Dat ik van stonden aan, Moest keeren van die baan, Om daar wat zoetigheid, Te proeven op zijn tijd. Als ik haar oogjes zie, En haar aanminnig wezen, Voel ik het vuur der min, Als in mijn hart gerezen, [pagina 51] [p. 51] En uwe rozenmond, Uw kleur ook wel gezond, Moest ik omhelzen gaan, En met een kus belaan. Dan gaat de liefdevlam, Al in mijn hart ontvonken, Tot dat ik als een lam, Dwaal op den grond gezonken, Ligt in uws minnaars hart, Dat van dezelfde smart, En van den adem doof, Van krachten is beroofd, Wij liggen mond aan mond, En borst aan borst gebonden, Natuur die ons verslond, Die nu zelf verslonden, Wij koelen onzen brand, Aan vrouw Venus waterstrand, Tot dat wij zijn voldaan, Om zamen in te gaan. Natuur heeft ons geleerd, Elkander te beminnen, En die het anders wil, Die moet het zelf verzinnen. Wij houden ons gezet, Aan de natuur en wet, Tot dat de bleeke dood, Ons neer ter aarde stoot. Vorige Volgende